The Daily Audio Bible
Today's audio is from the NRSVUE. Switch to the NRSVUE to read along with the audio.
Vierde klaaglied – De ellende in het verwoeste Jeruzalem
4 Het goud is dof geworden.
Dat prachtige goud glanst helemaal niet meer.
De stenen van de tempel liggen door de hele stad verspreid.
2 De bewoners van Jeruzalem,
ooit kostbaarder dan zuiver goud,
worden zo ruw behandeld als goedkope kruiken van een pottenbakker.
3 Jakhalzen voeden hun jongen aan de borst.
Maar mijn volk kijkt niet naar zijn kinderen om,
zoals struisvogels in de woestijn.
4 Baby's verdrogen van de dorst.
Kinderen vragen hun moeders om eten.
Maar niemand geeft hun iets.
5 Mensen die gewend waren aan heerlijke maaltijden,
sterven nu op straat van de honger.[a]
Wie eerst dure kleren droegen, zoeken nu eten tussen het afval.
6 Want mijn volk deed slechtere dingen dan Sodom.
En Sodom werd daarvoor in één ogenblik vernietigd,
maar niet door mensen.
7 De rijke mensen van mijn volk zagen er ooit prachtig uit.
Hun huid blanker dan melk,
hun wangen blozend als robijnen,
hun kleding mooier dan edelstenen.
8 Nu liggen ze daar op straat,
zwart van de dood,
door niemand herkend,
vel over been,
dor als dood hout.
9 De mensen die door het zwaard zijn gedood,
zijn beter af dan de mensen die sterven van de honger.
Uitgemergeld sterven ze, doordat er geen oogst meer is.
10 Moeders die eerst zo goed voor hun kinderen zorgden,
koken nu hun eigen kinderen.
Iets anders hebben ze niet meer te eten nu mijn volk overwonnen is.
11 De Heer heeft ons gestraft.
In zijn woede heeft Hij Jeruzalem verbrand,
zodat er niets van over is.
12 Geen enkele koning, geen enkel volk op aarde,
had ooit gedacht dat Jeruzalem veroverd zou worden.
13 Maar dit is gebeurd omdat Jeruzalems profeten slechte dingen deden
en de priesters onschuldige mensen hebben gedood.
14 Ze wankelen als blinden door de straten, onrein door het bloed,
zodat niemand hen nog mag aanraken, zelfs hun kleren niet.
15 'Ga weg! Onrein!' roepen de mensen naar hen. 'Opzij, raak ons niet aan!'
Zo zijn ze weggevlucht en zwerven ze rond.
Maar de volken zeggen: 'Ze mogen hier niet blijven!'
16 De Heer heeft hen Zelf uit elkaar gejaagd.
Hij wil niets meer met hen te maken hebben.
De vijand had met niemand medelijden.
Niet met de priesters, niet met de oude mensen.
17 Aldoor keken wij uit naar hulp, maar tevergeefs.
Niemand kon ons redden.
18 Bij elke stap lopen we gevaar.
We durven de straat niet meer op.
Het is afgelopen met ons, we sterven allemaal.
19 Onze vijanden achtervolgen ons sneller dan adelaars.
Ze zitten ons achterna in de bergen.
Ze loeren op ons in de woestijn.
20 Onze koning, op wie al onze hoop was,
werd door hen gevangen gezet.
En we dachten nog wel dat hij ons zou beschermen!
21 Volk van Edom, nu ben je nog blij.[b]
Juich maar, bewoners van Uz.
Maar ook jullie zullen straks uit de wijnbeker van Gods straf moeten drinken.
En wanneer jullie dronken zijn, worden jullie uitgekleed en leeggeschud!
22 Jeruzalem, er zal een einde komen aan je straf.
De Heer zal je niet nóg een keer als gevangene naar een ander land brengen.
Volk van Edom, de Heer zal je straffen voor je slechtheid.
Hij zal het kwaad dat je doet niet verbergen.
Vijfde klaaglied - Jeremia smeekt de Heer om een einde te maken aan de ellende in Juda
5 Heer, zie alstublieft wat ons is overkomen.
Kijk toch eens hoe we zijn vernederd.
2 Ons land is veroverd door vijanden.
Onze huizen worden bewoond door buitenlanders.
3 We zijn als weeskinderen zonder vader: niemand zorgt nog voor ons.
Onze moeders zijn als weduwen.
4 We moeten betalen voor ons water.
Hout moeten we kopen.
5 Wij worden aldoor opgejaagd door onze vijanden.
We moeten voor hen zwoegen en krijgen nooit rust.
6 We hebben Egypte en Assur om hulp gevraagd.
Dat is de enige manier om nog eten te krijgen.
7 Onze ouders zijn ongehoorzaam geweest aan de Heer.
Zij zijn er niet meer, en ook wij dragen nu de gevolgen.
8 Knechten[c] heersen over ons,
en niemand komt ons redden.
9 Met gevaar voor eigen leven proberen we eten te vinden.
Elk moment kunnen Arabieren uit de woestijn ons overvallen.
10 Onze huid is dor van de honger.
De honger raast door ons heen.
11 Vrouwen en meisjes worden door de vijanden verkracht
in Juda en in Jeruzalem.
12 De leiders van het land zijn opgehangen.
Er is geen enkel respect voor oude mensen.
13 Jongens moeten als slaven graan malen en hout dragen.
Ze vallen neer onder het gewicht.
14 De oude mensen zitten niet meer in de poort.
De jonge mensen maken geen muziek meer.
15 Alle blijdschap is uit ons hart verdwenen.
In plaats van dat we dansen, zitten we te treuren.
16 We hebben niets meer om trots op te zijn.
Wat verschrikkelijk dat we de Heer ongehoorzaam zijn geweest!
17 We zijn er ziek van.
We kunnen niet meer uit onze ogen kijken
18 omdat Jeruzalem verwoest is.
Nu zwerven er vossen rond.
19 Heer, U bent voor eeuwig Koning.
U zal door alle eeuwen heen blijven regeren.
20 Zou U ons voor altijd vergeten?
Zult U ons voor eeuwig in de steek laten?
21 Heer, help ons om weer bij U terug te komen.
Dan zúllen we ook weer bij U terugkomen.
Zorg er alstublieft voor dat het weer net zo goed met ons gaat als vroeger!
22 Zou U ons voor altijd in de steek laten?
Zou U zó boos op ons zijn?
Gods Zoon is belangrijker dan de engelen (vervolg)
2 Daarom moeten we ons houden aan wat we hebben gehoord. Anders komen we verkeerd uit. 2 Let op: de boodschap die door engelen aan de mensen was gegeven (namelijk de wet van Mozes), moest worden gehoorzaamd. Wie dat niet deed, werd streng gestraft. 3 Nu heeft de Heer ons Zélf het goede nieuws verteld. Dan kunnen jullie wel begrijpen dat er een nog veel zwaardere straf volgt, als we dáár niet aan gehoorzamen. En andere mensen die het goede nieuws van Hem hebben gehoord, hebben ons laten zien dat dat nieuws de waarheid is. 4 Ook God Zelf laat zien dat het de waarheid is. Namelijk door de wonderen die Hij doet, en doordat Hij de gaven van de Heilige Geest geeft.[a] Hij geeft die gaven aan wie Hij wil en hoe Hij wil.
Jezus werd mens om mensen te kunnen redden
5 Wij spreken over een wereld die nog komt. Over die wereld laat God niet de engelen heersen, maar een mens. 6 Want iemand heeft ergens gezegd: "Hoe kan het dat U aan de mens denkt? Hoe kan het dat U Zich met hem bezighoudt? 7 U heeft hem een iets lagere plaats gegeven dan de engelen. Maar U heeft hem ook alle eer en macht en majesteit gegeven. 8 En U laat hem over alles heersen." Als Hij 'alles' zegt, dan bedoelt Hij ook echt álles. Toch zien we nu niet dat de mensen over alles heersen. 9 Maar we zien wel Jezus. Hij had voor een korte tijd een lagere plaats gekregen dan de engelen, omdat Hij moest sterven. Maar daarna kreeg Hij alle eer en macht en majesteit.[b] Want God liet zijn Zoon in onze plaats sterven. Hij nam zo onze straf voor al onze ongehoorzaamheid, en legde die op zijn Zoon. Dat deed Hij omdat Hij zoveel van ons houdt.
10 Het was juist en goed dat God (die alle dingen voor Zichzelf en door Zichzelf heeft gemaakt) Jezus heeft laten lijden. Want alleen zó zou Jezus helemaal gelijk zijn aan de mensen. En Jezus is de enige door wie de mensen gered kunnen worden. Zo kon God daarna zijn eigen hemelse macht en majesteit aan heel veel zonen en dochters uitdelen. 11 Door Jezus kunnen de mensen bij God horen. Jezus én de mensen die bij God horen, zijn allebei uit God geboren. Daarom schaamt Jezus Zich er niet voor om de mensen zijn broeders en zusters te noemen. 12 Jezus zegt namelijk: "Ik zal tegen mijn broeders over U spreken. Als we bij elkaar komen, zal Ik U met mijn liederen prijzen." 13 En Hij zegt ook: "Ik zal op God vertrouwen." En ook: "Hier ben Ik, met de kinderen die God Mij heeft gegeven."
14 Die kinderen zijn van vlees en bloed. Daarom is ook Jezus een mens van vlees en bloed geworden. Zo kon Jezus door zijn dood de duivel zijn macht afnemen. De duivel heeft niet langer de macht over de dood. 15 En zo kon Hij alle mensen bevrijden die hun leven lang slaven van het kwaad waren door hun angst voor de dood. 16 Want Jezus ging niet de ongehoorzame engelen redden, maar Hij ging het ongehoorzame volk van Abraham redden. 17 Daarom moest Jezus in alles helemaal gelijk worden aan de mensen. Alleen zó kon Hij een trouw Hogepriester worden voor God, een Hogepriester die de mensen helemaal begrijpt.[c] En zo kon Hij de mensen hun ongehoorzaamheid aan God vergeven. 18 Want Jezus heeft Zelf óók geleden toen de duivel probeerde Hem ongehoorzaam aan God te maken. Daardoor kan Hij de mensen te hulp komen als hun dat ook gebeurt.
Psalm 103
1 Van David.
Ik zeg tegen mezelf: "Kom, prijs de Heer!
Prijs de Heer met alles wat je hebt!
2 Kom, prijs de Heer!"
Ik wil niets vergeten van wat Hij voor mij heeft gedaan.
3 Hij vergeeft alles wat ik verkeerd heb gedaan.
Hij geneest al mijn ziekten.
4 Hij redt mijn leven van de dood.
Hij is altijd liefdevol en goed voor me.
5 Hij stort zijn goedheid over mij uit.
Hij geeft mij de kracht van mijn jeugd terug.
Hij maakt me weer zo sterk als toen ik jong was,
zo sterk als een jonge arend.
6 De Heer is rechtvaardig
voor alle mensen die worden verdrukt.
7 Hij vertelde aan Mozes zijn plannen
en liet aan Israël zijn daden zien.
8 De Heer is vol liefde.
Hij vergeeft ons altijd graag wat we verkeerd deden.
Hij is geduldig en liefdevol.
9 Hij blijft niet voor altijd boos.
Hij blijft niet voor eeuwig kwaad.
10 Hij geeft ons niet de straf die we verdiend hebben
met onze ongehoorzaamheid.
11 Maar zo hoog als de hemel is boven de aarde,
zó groot is zijn liefde voor de mensen die diep ontzag voor Hem hebben.
12 Hij tilt onze ongehoorzaamheid van ons af
en zo ver als het oosten is van het westen,
zó ver werpt Hij die bij ons vandaan.
13 Net zoals een vader goed zorgt voor zijn kinderen,
zó goed zorgt Hij voor de mensen die diep ontzag voor Hem hebben.
14 Want Hij weet waarvan wij gemaakt zijn.
Hij vergeet niet dat wij maar stof zijn.
15 Ons leven duurt maar éven.
Een mens lijkt op een bloem in het gras:
16 één windvlaag en hij is er niet meer,
er is niets meer van hem over.
17 Maar de Heer is voor eeuwig liefdevol
voor de mensen die ontzag voor Hem hebben.
Dat is Hij ook voor hun kinderen.
18 Hij is goed voor de mensen
die zich aan zijn verbond houden en Hem gehoorzamen.
19 De Heer is Koning in de hemel.
Hij is Koning over alles.
20 Machtige engelen, prijs de Heer!
– zij zijn sterke helden die doen wat Hij zegt
en zijn woord gehoorzamen.
21 Hemelse engelenlegers, prijs de Heer!
– zij zijn dienaren van God die doen wat Hij wil.
22 Alles wat Hij heeft gemaakt, prijs de Heer!
Prijs Hem overal op de aarde en in de hemel.
Ook ik prijs de Heer.
23 Als prachtig zilverglazuur op een kapotte kruik,
zo zijn mooie woorden uit een koud hart.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016