Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

The Daily Audio Bible

This reading plan is provided by Brian Hardin from Daily Audio Bible.
Duration: 731 days

Today's audio is from the GNT. Switch to the GNT to read along with the audio.

BasisBijbel (BB)
Version
Ezechiël 12:1-14:11

Ezechiël beeldt uit dat de rest van het volk ook gevangen zal worden meegenomen naar Babylonië

12 De Heer zei tegen mij: "Mensenzoon, je woont bij een koppig en ongehoorzaam volk. Ze hebben wel ogen, maar ze zien niet. Ze hebben wel oren, maar ze luisteren niet. Want ze zijn koppig en ongehoorzaam. Mensenzoon, pak daarom bij elkaar wat iemand nodig heeft als hij gevangen wordt meegenomen naar een ander land. Ga daarmee naar een andere plaats. Vertrek als het nog licht is, zodat de mensen het zien. Ze zijn wel koppig en ongehoorzaam, maar misschien zullen ze het begrijpen. Verzamel alles wat iemand meeneemt als hij als gevangene naar een ander land vertrekt. Breng dat overdag naar buiten en maak er een pak van. Zorg dat de mensen het zien. Kom dan 's avonds je huis uit en vertrek, zoals iemand die als gevangene naar een ander land gaat. De mensen zullen toekijken. Maak met je handen een gat in de omheining rond je huis. Ga met het pak door dat gat naar buiten. Hijs het pak op je schouders en vertrek als het helemaal donker is geworden. Sla een doek om je gezicht, zodat je het land niet kan zien. Zo zul je een voorbeeld zijn voor het volk Israël."

Ik deed wat de Heer mij had bevolen. Alles wat ik nodig zou hebben als ik als gevangene naar een ander land zou vertrekken, bracht ik overdag naar buiten en maakte er een pak van. 's Avonds maakte ik met mijn handen een gat in de omheining rond mijn huis. Toen het donker werd, hees ik het pak op mijn schouders en vertrok door het gat. De mensen keken toe.

Ezechiël legt de mensen uit wat hij doet

's Morgens zei de Heer tegen mij: "Mensenzoon, die koppige en eigenwijze mensen hebben je toch gevraagd: 'Wat ben je aan het doen?' 10 Antwoord hun: Dit zegt de Heer: Wat jullie mij hebben zien doen, moest ik doen van de Heer. Het laat zien wat er gaat gebeuren met de koning en met alle bewoners van Juda. 11 Wat jullie mij hebben zien doen, is wat er met hen gaat gebeuren. Ze zullen gevangen meegenomen worden naar een ander land. 12 De koning zal, als het donker wordt, een pak op zijn schouders hijsen en naar buiten gaan. Ze zullen voor hem een gat in de stadsmuur maken waardoor hij kan vertrekken. Hij zal een doek om zijn gezicht doen, zodat hij het land niet zal zien. 13 De Heer zegt: zoals je een dier vangt, zo zal Ik hem vangen in mijn vangnet. Ik zal hem naar Babylonië brengen. Maar hij zal dat land niet zien.[a] En in dat land zal hij sterven. 14 Zijn lijfwacht en zijn soldaten zal Ik naar alle windrichtingen wegjagen. Ze zullen altijd opgejaagd en in gevaar zijn.[b] 15 Ik zal hen onder de volken verspreiden. Dan zullen ze beseffen dat Ik de Heer ben. 16 Maar Ik zal ervoor zorgen dat een klein aantal mensen het zwaard, de honger en de pest zal overleven. Zij zullen aan de andere volken vertellen wat voor vreselijke dingen ze hebben gedaan en dat ze daarom zijn gestraft. En zo zullen volken beseffen dat Ik de Heer ben."

Ezechiël moet de angst en de wanhoop uitbeelden

17 De Heer zei tegen mij: 18 "Mensenzoon, eet bevend je brood en drink angstig je water. Zeg tegen de mensen: 19 Dit zegt de Heer over de mensen die nu nog in Jeruzalem en in het land wonen: Jullie zullen bevend je brood eten en angstig je water drinken, vol verdriet. Want het land zal helemaal worden leeggeroofd. Dat gebeurt vanwege het geweld van de mensen die er wonen. 20 De steden zullen worden verwoest en het land zal een wildernis worden. Dan zullen jullie beseffen dat Ik de Heer ben."

God gaat nu doen wat Hij van tevoren had gezegd

21 De Heer zei tegen mij: 22 "Mensenzoon, de mensen zeggen tegen je: 'De tijd gaat voorbij, maar niets van wat er geprofeteerd is, wordt werkelijkheid.' 23 Zeg hun: Dit zegt de Heer: Ik zal ervoor zorgen dat jullie dat niet langer zullen zeggen. Alles wat er geprofeteerd is, zal nu gaan gebeuren! 24 Niemand zal nog leugens profeteren. Geen profeet van Israël zal de mensen nog langer bedriegen met dingen die ze graag willen horen. 25 Want Ik, de Heer, zal spreken. En wat Ik zeg, zal ook gebeuren. Ik zal het niet langer uitstellen. Want nog tijdens jullie leven, koppig en ongehoorzaam volk, zal Ik doen wat Ik heb gezegd, zegt de Heer."

26 De Heer zei tegen mij: 27 "Mensenzoon, het volk Israël zegt: 'Wat de profeet zegt, gaat nog lang niet gebeuren. Het gaat over iets vér in de toekomst.' 28 Zeg daarom tegen hen: Dit zegt de Heer: Niets van wat Ik gezegd heb, zal Ik nog langer uitstellen. Wat Ik heb gezegd, gaat nú gebeuren, zegt de Heer."

Gods woorden tegen de leugen-profeten

13 De Heer zei tegen mij: "Mensenzoon, profeteer tegen de profeten van Israël die profeteren wat ze zelf bedacht hebben. Zeg tegen hen: Luister naar wat de Heer zegt. De Heer zegt: Het zal slecht met jullie dwaze profeten aflopen. Ze profeteren dingen die ze zelf bedacht hebben. Maar ze doen alsof Ik het heb gezegd. Israël, jullie profeten lijken op jakhalzen tussen ruïnes. Ze hebben de gaten en scheuren in de muur van Gods bescherming om jullie heen niet hersteld. Want ze hebben jullie niet gewaarschuwd voor wat jullie verkeerd deden. Ze hebben jullie niet voorbereid op de straf die Ik over jullie heb besloten. Ze hebben leugens en verzinsels tegen jullie geprofeteerd. Ze zeggen wel: 'Dit zegt de Heer,' maar Ik heb niets tegen hen gezegd. En dan verwachten ze ook nog dat Ik zal doen wat zij hebben gezegd! Maar het is toch waar dat jullie leugens en verzinsels hebben geprofeteerd, als Ik jullie niets gezegd heb?

Daarom, zegt de Heer, zal Ik jullie straffen voor jullie leugens en verzinsels! Jullie zullen niet langer bij mijn volk mogen horen. Jullie namen zullen niet worden opgeschreven in het boek met de namen van Israël. Jullie zullen niet meer in het land Israël mogen wonen. Jullie zullen beseffen dat Ik de Heer ben.

10 Jullie hebben mijn volk bedrogen door te zeggen: 'Alles gaat goed!' Want het gaat helemaal niet goed! Jullie lijken op mensen die eerst van klei een slechte muur bouwen en hem daarna netjes afwerken met witkalk zodat je de scheuren niet ziet. 11 Mensenzoon, zeg tegen de mannen die de muur met nutteloze witkalk afgewerkt hebben: Die muur ziet er wel mooi uit, maar toch zal hij instorten. Het zal zó hard gaan stortregenen, hagelen en stormen, dat hij zal instorten. Maar jullie hebben niemand daarvoor gewaarschuwd. 12 Als dan de muur is ingestort, zullen de mensen tegen jullie zeggen: 'Waar is nu die mooie kalklaag gebleven waarmee jullie de muur zo netjes hadden afgewerkt?'

13 Daarom zegt de Heer: Ik zal in mijn woede zware stormen, stortregens en hagelbuien op jullie loslaten die alles vernietigen. 14 Ik zal de muur die jullie zo netjes met kalk hadden afgewerkt, met de grond gelijkmaken. Ik zal hem tot de grond afbreken. En jullie zullen onder het puin bedolven worden en sterven. Jullie zullen beseffen dat Ik de Heer ben. 15 Zo zal Ik mijn woede koelen op de muur en op hen die hem zo netjes met witkalk hadden afgewerkt. Ik zal tegen jullie zeggen: Weg is de muur en weg zijn zij die hem zo netjes afgewerkt hadden, 16 namelijk de profeten van Israël die profeteren dat het goed gaat met Jeruzalem, terwijl dat helemaal niet zo is, zegt de Heer."

Gods woorden tegen de vrouwen die leugens profeteren

17 "Mensenzoon, profeteer tegen de vrouwen van je volk die profeteren wat ze zelf bedacht hebben. 18 Zeg tegen hen: Dit zegt de Heer: Het zal slecht met jullie aflopen! Jullie profeteren wat de mensen graag willen horen. Jullie weven netten van leugens, om macht over hun leven te kunnen hebben! Denken jullie dat jullie macht over andermans leven kunnen hebben, en zelf in leven blijven? 19 Voor een handvol graan of een stuk brood doen jullie wat Ik verboden heb: leugens vertellen aan mijn volk en zeggen dat het míjn woorden zijn. En ze luisteren ook nog naar jullie. Daarmee doden jullie mensen die niet moesten sterven, en houden jullie mensen in leven die niet moesten blijven leven.

20 Daarom zegt de Heer: Ik ga iets doen aan die netten van leugens waarmee jullie mensen vangen alsof het vogels zijn. Ik zal die leugens wegrukken. En de mensen die jullie daarin gevangen hadden, zal Ik weer vrijlaten. 21 Ik zal de netten van leugens stukscheuren en ervoor zorgen dat de mensen de waarheid zullen zien. Zo zal Ik mijn volk uit jullie macht redden. Jullie zullen hen niet langer als prooidieren kunnen vangen. Jullie zullen beseffen dat Ik de Heer ben. 22 De mensen die leven zoals Ik het wil, hebben door júllie leugens alle moed verloren. Niet Ík heb hun de moed ontnomen. En jullie hebben slechte mensen niet gewaarschuwd dat ze anders moesten gaan leven. Jullie hebben hun wijsgemaakt dat ze zo moesten doorgaan. Daardoor zal Ik hen nu doden, terwijl Ik hen had willen redden. 23 Maar Ik maak een einde aan jullie leugens en verzinsels. Ik zal mijn volk uit jullie macht redden. En jullie zullen beseffen dat Ik de Heer ben."

Gods woorden tegen de mensen die afgoden aanbidden en toch aan God om raad gaan vragen

14 Op een keer kwam een aantal van de leiders van Israël naar mij toe. Ze wilden dat ik voor hen aan de Heer om raad zou vragen. Toen zei de Heer tegen mij: "Mensenzoon, deze mannen houden van hun walgelijke afgoden. Ze vertrouwen op iets dat niets voor hen kan doen. Menen ze het dan als ze Mij nu om raad komen vragen? Zeg daarom tegen hen: Dit zegt de Heer: Als een Israëliet van zijn walgelijke afgoden houdt, en daarop vertrouwt, zal hij bedrogen uitkomen. Als hij dan naar de profeet komt, zal Ik hem laten weten wat Ik vanwege al zijn walgelijke afgoden met hem zal doen. Zo wil Ik tot Israëls hart laten doordringen wat ze aan het doen zijn. Want ze vertrouwen liever op hun walgelijke afgoden dan op Mij. Zeg daarom tegen het volk Israël: Dit zegt de Heer: Doe die walgelijke goden weg en kom bij Mij terug.

Stel dat iemand naar de profeet komt om Mij om raad te vragen. Stel dat hij iemand is die zich niets meer van Mij aantrekt, maar liever op afgoden vertrouwt. Dan zal Ik hem laten weten wat Ik vanwege die afgoden met hem zal doen. Het maakt niet uit of hij een geboren Israëliet is of een vreemdeling die in Israël woont. Ik zal zijn vijand worden, zodat het slecht met hem zal aflopen. Iedereen zal het erover hebben. Ik zal hem doden en hem zo uit mijn volk wegdoen. Dan zullen jullie beseffen dat Ik de Heer ben.

Stel dat de profeet zich laat overhalen om zo iemand een ander antwoord te geven dan het antwoord dat Ik hem geef. Dan zal hij net zo schuldig zijn en Ik zal ook hem doden. 10 Want dan is die profeet net zo schuldig als de man die afgoden aanbidt. Ze moeten allebei gestraft worden. 11 Zo zal het volk weer naar Mij gaan luisteren en geen afgoden meer willen dienen. Ze zullen zichzelf niet langer bederven met alle slechte dingen die ze doen. Dan zullen ze mijn volk zijn en Ik zal hun God zijn, zegt de Heer."

Hebreeën 7:1-17

Jezus is een betere Hogepriester dan de hogepriester van Israël

Melchizédek was de koning van Salem en priester van de Allerhoogste God. Toen Abraham de koningen had verslagen, kwam Melchizédek Abraham zegenen.[a] En Abraham gaf hem toen een tiende deel van de hele buit. De naam Melchizédek betekent in de eerste plaats: 'Rechtvaardige Koning'. Verder was Melchizédek ook de koning van Salem. 'Salem' betekent: 'vrede'.[b] Hij was dus 'Vredekoning'. Verder wordt er niets over hem gezegd. Zo is hij zonder vader, zonder moeder, zonder voorouders of kinderen, zonder begin van zijn leven en zonder eind van zijn leven. Hij is daarmee gelijk aan de Zoon van God en blijft voor altijd priester.

Abraham, de voorvader van het volk Israël, gaf aan deze man een tiende deel van de buit. Dat betekent dat Melchizédek een heel belangrijk persoon was. Volgens de wet van Mozes moet het volk tienden geven aan de priesters. De priesters zijn altijd mannen uit de stam van Levi. Zij krijgen dus tienden van hun volksgenoten, die net als de stam van Levi van Abraham afstammen. Maar Melchizédek was geen priester uit de stam van Levi (want hij leefde lang vóór Levi). Toch kreeg hij van Abraham tienden. En hij zegende Abraham, aan wie God zijn beloften had gedaan. Het is logisch dat iemand alleen gezegend kan worden door iemand die belangrijker is dan hijzelf. Dus Melchizédek was belangrijker dan Abraham.

In de tempel ontvangen sterfelijke priesters de tienden. Maar van Melchizédek die van Abraham tienden kreeg, wordt gezegd dat hij eeuwig leeft. Je zou kunnen zeggen dat de stam van Levi die nu de tienden krijgt, zelf aan Melchizédek tienden gaf, via Abraham. 10 Levi was nog wel niet geboren, maar hij was als het ware al in zijn voorvader Abraham aanwezig toen die aan Melchizédek tienden gaf.

11 Als de mensen door het priesterschap van de stam van Levi (dus door de wet van Mozes) volmaakt konden worden, waarom moest er dan nog een andere priester komen? Namelijk net zo'n priester als Melchizédek? Let op: er wordt van Jezus niet gezegd dat Hij net zo'n priester als Aäron is! (Aäron is uit de stam van Levi, maar Jezus niet.) 12 Het priesterschap wordt dus veranderd. Dat betekent dat ook de wet wordt veranderd. 13 Want Jezus, over wie het hier gaat, komt uit een andere stam dan de priesters. De stam waaruit Jezus kwam, deed geen priesterdienst bij het altaar. 14 We weten immers dat onze Heer uit de stam van Juda is, en niet uit de stam van Levi. En Mozes heeft van de stam van Juda nooit gezegd dat ze priesters zouden worden.

15 Maar nu is er een nieuwe Priester, één die net als Melchizédek is. 16 Deze is geen Priester geworden omdat Hij uit de goede stam komt, namelijk uit de stam van Levi, maar omdat Hij een onsterfelijk leven heeft. Dat maakt het allemaal nog veel duidelijker. 17 Want van Jezus wordt gezegd: "U bent voor eeuwig priester, zoals Melchizédek."

Psalmen 105:37-45

37 Toen nam Hij het hele volk Israël mee.
Hij zorgde ervoor dat ze zilver en goud meekregen.
En niemand van hen was te zwak voor de tocht.
38 De Egyptenaren waren blij dat ze vertrokken,
want ze waren bang voor hen geworden.

39 Hij bedekte hen met een wolk. 's Nachts gaf Hij hen licht met een vuur.
40 Toen ze Hem om eten vroegen, liet Hij vogels komen.
Ook gaf Hij hen brood uit de hemel.
Er was meer dan genoeg voor iedereen.
41 Hij spleet de rots en er stroomde water uit.
Een rivier stroomde door de dorre woestijn.
42 Want Hij hield Zich aan de belofte
die Hij aan zijn dienaar Abraham had gedaan.
43 Hij redde zijn volk uit Egypte.
Zingend en juichend gingen de mensen mee.
44 Hij gaf hun de landen van andere volken.
Alles waar anderen hard voor gewerkt hadden,
was nu voortaan van hen.
45 In dat land moesten ze zich aan zijn wetten houden
en Hem gehoorzaam zijn.
Prijs de Heer! Halleluja!

Spreuken 27:3

Een steen is zwaar en zand weegt veel,
maar de woede van een dwaas mens is nog veel zwaarder om over je heen te krijgen.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016