Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

The Daily Audio Bible

This reading plan is provided by Brian Hardin from Daily Audio Bible.
Duration: 731 days

Today's audio is from the NLT. Switch to the NLT to read along with the audio.

BasisBijbel (BB)
Version
Ezechiël 39:1-40:27

God straft Gog voor zijn aanval op Israël (vervolg)

39 Mensenzoon, profeteer tegen Gog: Dit zegt de Heer: Pas maar op! Ik zal u straffen, koning Gog van Magog, Mesech en Tubal! Ik zal een haak in uw kaken slaan. Zo zal Ik u uit uw land in het verre noorden ophalen en naar de bergen van Israël brengen. Maar daar zal Ik uw boog en uw pijlen uit uw handen slaan. U zal worden gedood op de bergen van Israël, samen met de legers van de volken die u kwamen helpen. U zal worden opgegeten door de roofvogels en de wilde dieren. U zal op het veld blijven liggen. En Ik doe wat Ik gezegd heb, zegt de Heer. Ik zal vuur zenden in Magog en in de landen die rustig langs de kust wonen. Ze zullen beseffen dat Ik de Heer ben. Ik zal aan mijn volk Israël laten zien wie Ik ben. Ik zal ervoor zorgen dat er geen dingen meer over Mij gezegd worden die niet waar zijn. De volken zullen weten dat Ik de heilige God van Israël ben. Het gaat gebeuren! De dag waarover Ik gesproken heb, komt eraan!

Dan zullen de Israëlieten uit hun steden komen. Ze zullen de wapens verzamelen die het leger van Gog heeft achtergelaten. Van de schilden, bogen, pijlen, knotsen en speren kunnen ze zeven jaar lang hun vuren stoken. 10 Ze zullen geen hout uit het bos hoeven te halen, want ze zullen hun vuren stoken met de wapens. Zo zullen zij hun berovers beroven en hun plunderaars plunderen, zegt de Heer."

Het graf van Gog

11 De Heer zei verder tegen mij: "Dan zal Ik Gog en zijn leger in Israël een graf geven. Ze zullen begraven worden in het dal waar de mensen op hun reis naar de oostkant van de Dode Zee doorheen trekken. Dat graf zal zó groot zijn, dat niemand nog door dat dal zal kunnen reizen. Reizigers worden tegengehouden omdat het leger van Gog er begraven wordt. En het dal zal voortaan 'Dal van Gogs Leger' (Hamon Gog) worden genoemd. 12 Het volk Israël zal hen begraven, om zo het land schoon te maken. Ze zullen er zeven maanden voor nodig hebben. 13 Het hele volk zal meehelpen. Die dag dat Ik hen heb laten zien hoe machtig Ik ben, zal voortaan een bijzondere dag voor hen zijn, zegt de Heer. 14 Na die zeven maanden zullen ze mannen aanwijzen die door het hele land moeten trekken. Samen met de reizigers moeten ze zoeken naar lijken die nog zijn blijven liggen. Zo zullen ze het land schoonmaken. 15 Als ze menselijke botten vinden, moeten ze er een stok bij in de grond steken. Zo kunnen de botten gemakkelijk gevonden worden door de mannen die de botten zullen begraven. Zij zullen ze begraven in het 'Dal van Gogs Leger'. 16 De stad die in de buurt ligt, zal 'Hamona' (= 'menigte') genoemd worden. Zo zal het land schoongemaakt worden.

17 Mensenzoon, roep van alle kanten de vogels en de wilde dieren. Roep ze om te komen eten van wat Ik voor hen heb geslacht op de bergen van Israël. Roep: 'Kom allemaal, want er is een groot offer voor jullie geslacht! Eet vlees en drink bloed! 18 Jullie zullen vlees eten van helden, bloed drinken van koningen. Ze zijn geslacht als vee, als wilde buffels. 19 Eet je maar vol van het vet en word maar dronken van het bloed van alles wat Ik voor jullie heb geslacht. 20 Aan de maaltijd die Ik jullie geef, is meer dan genoeg te eten voor jullie allemaal: paarden, ruiters, helden, krijgers.' 21 Zo zal Ik aan de volken laten zien wie Ik ben. Zo zullen alle volken zien hoe Ik Gog straf."

God zal weer goed zijn voor Israël

22 Verder zei de Heer tegen mij: "Nadat Ik Gog gestraft heb, zal het volk Israël beseffen dat Ik vanaf die dag hun God en Heer ben. 23 En de volken zullen begrijpen waarom de bewoners van Israël naar andere landen waren gejaagd. Ze zullen begrijpen dat Ik dat had gedaan omdat ze zich niets van Mij hadden aangetrokken. Dat Ik niets meer met hen te maken wilde hebben omdat ze Mij hadden verlaten. Dat Ik het was die hen in de macht van hun vijanden gaf, zodat ze werden gedood. 24 Het was hun straf voor de vreselijke dingen die ze deden. Daarom verliet Ik hen.

25 Maar dan zal Ik een einde maken aan de gevangenschap van het volk Israël. Ik zal medelijden met hen hebben. Ik zal hun laten zien wie Ik ben. 26 Eerst zullen ze hun straf moeten dragen. Want het is een rechtvaardige straf voor alles wat ze hebben gedaan, toen ze nog rustig in hun eigen land woonden en ze voor niemand bang waren. 27 Daarna zal Ik hen verzamelen uit de landen van hun vijanden. Ik zal aan de volken laten zien hoe machtig Ik ben. 28 En Israël zal beseffen dat Ik, de Heer, hun God ben. Want eerst heb Ik hen wel weggejaagd naar andere volken, maar daarna zal Ik hen weer verzamelen en terugbrengen naar hun eigen land. Ik zal niemand achterlaten. 29 Ik zal niet langer boos op hen zijn. En Ik zal mijn Geest over het volk Israël uitstorten, zegt de Heer."

De man met het meetlint en de meetstok

40 In het 25e jaar dat we als gevangenen in Babylonië woonden, kwam op de tiende dag van de eerste maand Gods Geest over mij. Het was die dag precies 14 jaar geleden dat Jeruzalem was verwoest. De Geest van de Heer nam mijn geest mee naar Jeruzalem. Hij bracht me naar het land Israël. Ik stond op een heel hoge berg. Op de zuidhelling van de berg was iets gebouwd dat op een stad leek. In de poort zag ik een man staan die glansde als koper.[a] Hij had een meetlint en een meetstok in zijn hand. De man zei tegen mij: "Mensenzoon, let goed op wat je hier zal zien en horen. Want daarvoor ben je hier gebracht. Vertel later aan het volk Israël alles wat je hier hebt gezien."

De man meet de poorten naar het buitenplein

Ik zag dat rondom het hele gebouw een muur liep. De man had in zijn hand een meetstok van 6 el lang. (Een el op de meetstok was 1 el plus een handbreedte.[b]) Daarmee ging hij de dikte en de hoogte van de muur opmeten. De muur was 6 el (3,18 m) dik en 6 el hoog.

Toen liep hij naar de poort aan de oostkant. Hij ging de traptreden op en ging de ingang van de poort opmeten. De ingang aan de ene kant was 6 el (3,18 m) diep. De ingang aan de andere kant die op het plein uitkwam was ook 6 el diep. In de poort waren kamers. Elke kamer was 6 el (3,18 m) lang en 6 el breed. Tussen de kamers was een muur van 5 el (2,65 m). Daarna kwam er een doorgang naar de voorhal. De voorhal was verdeeld in twee portieken achter elkaar. De doorgang naar de voorhal was 6 el (3,18 m) diep.

De man nam de maten op van het binnenste portiek. Het was 6 el (3,18 m) diep. Van dat portiek ging een doorgang naar het buitenste portiek. Dat portiek was 8 el (4,24 m). De ingang was 2 el (1,06 m) diep.

10 In de poort waren aan elke kant drie kamers. Ze waren allemaal even groot. Ook de muren ertussen waren overal even groot. 11 Toen meette de man de deur van de poort. De deur was 10 el breed (5,3 m). De ruimte van de ene kamer tot de kamer er tegenover was 13 el (6,89 m). 12 Vóór de kamers was links en rechts een muurtje van 1 el (53 cm) hoog. Alle kamers waren vierkant: 6 el (3,18 m) breed en 6 el lang.

13 Daarna meette de man langs het dak de breedte van de poort, vanaf de achterwand van de kamers links tot aan de achterwand van de kamers rechts. Dat was 25 el (13,25 m). De ingangen van de kamers lagen recht tegenover elkaar. 14 Ook meette hij de rij pilaren die aan de ingang stonden aan de binnenzijde van de muur: 60 el (31,8 m). De poort werd omringd door het buitenplein waarop hij uitkwam. 15 De totale lengte van de poort, dus vanaf de buitenkant van de muur tot aan de andere ingang die op het plein uitkwam, was 50 el (26,5 m). 16 In de binnenmuren van de kamers waren dichte ramen gemaakt. Ook de portieken hadden ramen. De pilaren waren versierd met afbeeldingen van palmbomen.

17 Toen bracht de man me het buitenplein op. Langs het buitenplein waren kamers. En op de grond van het plein lagen tegels, het hele plein rond. Langs het plein waren 30 kamers, die uitkwamen op de tegels. 18 De tegels lagen vanaf de zijkanten van de poortgebouwen langs de muren. Zij vormden het beneden-terras.

19 Tegenover de oostpoort was nog een poort, naar het binnenplein. De man meette de afstand tussen die twee poorten: 100 el (53 m).

20 Ook tegenover de poort aan de noordkant was een poort naar het binnenplein. Ook die afstand was 100 el. Toen meette hij de poort aan de noordkant van het buitenplein. 21 Ook deze poort had aan elke kant drie kamers. De kamers, de muren en de voorhal hadden dezelfde maten als in de eerste poort. De poort was 50 el (26,5 m) lang en 25 (13,25 m) el breed. 22 Ook de ramen, de voorhal en de palmbomen hadden dezelfde maten als in de poort aan de oostkant. Er was een trap van zeven treden om in de poort te komen en naar de voorhal te gaan. 23 Net zoals bij de poort aan de oostkant was er op het buitenplein tegenover deze poort nóg een poort, naar het binnenplein. Van de poort in de buitenmuur tot aan de andere poort in de binnenmuur was 100 el (53 m).

24 Daarna nam de man me mee naar de zuidkant. Ook daar was een poort. Hij meette de muren en de voorhal. Ze hadden dezelfde maten als in de andere poorten. 25 Ook in deze poort waren aan alle kanten net zulke ramen als in de andere poorten. De poort was weer 50 el (26,5 m) lang en 25 el (13,25 m) breed. 26 Er was een trap van zeven treden om binnen te komen en naar de voorhal te gaan. Aan beide kanten waren de pilaren versierd met afbeeldingen van palmbomen. 27 Ook tegenover deze poort was er een poort in de muur van het binnenplein. Ook hier was de afstand 100 el (53 m).

Jakobus 2:18-3

18 Jullie zouden kunnen antwoorden: "Ík heb geloof, en jíj doet goede dingen. Dan doen we allebei wat." Als dat echt zou kunnen, laat mij dan zien dat jullie geloven, zonder iets te doen. Dan zal ik jullie mijn geloof laten zien door de dingen die ik doe. 19 Jullie geloven dat God Eén is?[a] Dat is goed, maar dat geloven de duivelse geesten ook, en ze beven van angst voor Hem. 20 Wat zijn jullie toch dwaas! Waarom begrijpen jullie niet dat het geen zin heeft om te geloven, als jullie verder niet doen wat God van jullie vraagt? 21 God zei dat onze voorvader Abraham leefde zoals Hij het wilde, omdat Abraham gehoorzaam zijn zoon Izaäk wilde offeren op het altaar.[b] 22 Aan de dingen die Abraham deed, kun je zien dat zijn geloof echt was. Zijn geloof kreeg pas waarde door de dingen die hij deed. 23 In de Boeken staat het zo: "Abraham geloofde God en daarom noemde God hem zijn vriend. Want hij leefde zoals God het wil." 24 Jullie zien dus dat God pas blij is met mensen, als ze niet alleen geloven, maar dat geloof ook laten zien door wat ze doen. 25 Een ander voorbeeld is de hoer Rachab. God zei dat Hij blij met haar was, omdat ze de spionnen in haar huis had verborgen en hen hielp om over de muur te ontsnappen.[c]

26 Geloof zonder daden is dood. Net zoals een lichaam zonder geest dood is.

De grote invloed van onze tong op ons leven

Broeders en zusters, jullie moeten niet allemaal leraren in het geloof willen zijn. Jullie weten dat leraren strenger beoordeeld zullen worden. En we maken allemaal veel fouten. Iemand die nooit iets verkeerds zegt, is een volmaakt mens, die zichzelf helemaal in de hand heeft.

Als we een paard teugels omdoen, gehoorzaamt het dier ons. We kunnen zijn hele lichaam besturen. En kijk eens naar de schepen. Ook al zijn ze nóg zo groot en is de wind nóg zo sterk, ze worden bestuurd door een heel klein roer. Ze varen daarheen waar de stuurman ze wil hebben. Zo is ook de tong maar een heel klein lichaamsdeel, maar met een grote invloed. Bedenk eens hoe klein het vlammetje is dat een heel bos in brand kan zetten! Je tong is net als dat vlammetje. Want met je tong kun je veel kwaad doen. Je tong kan je hele lichaam vergiftigen met het vergif dat ze spreekt. Ze heeft er veel invloed op hoe je leven er zal uitzien. Als je tong in brand gezet is door de hel, zet ze je hele leven in brand!

De mens heerst over alle wilde dieren, vogels, kruipende dieren en vissen. De mens kan elk dier temmen. Maar het lukt geen mens om zijn tong te beheersen! Je tong kan elk moment zulke lelijke dingen zeggen, dat het wel vergif lijkt. Het ene moment prijzen we met onze tong onze God en Vader. Het andere moment zeggen we met diezelfde tong lelijke dingen over de mensen die door God zó gemaakt zijn dat ze op Hem lijken. 10 We prijzen en vervloeken met dezelfde mond! Dat is niet goed, broeders en zusters! 11 Uit een bron komt toch ook niet de ene keer zoet water en de andere keer bitter water? 12 Aan een vijgenboom groeien toch geen olijven, en aan een wijnstruik groeien toch geen vijgen? Net zó kan uit een bron niet zout én zoet water stromen.

Echte wijsheid

13 Vinden jullie jezelf zo wijs en verstandig? Laat dat dan maar eens zien door jullie manier van leven: wees wijs en vriendelijk in alles wat jullie doen. 14 Maar als jullie jaloers op elkaar zijn en alleen maar aan jezelf kunnen denken, schep dan maar niet op dat jullie zo wijs zijn. Dat zijn dan alleen maar leugens. 15 Dat soort wijsheid komt namelijk niet van boven, van God. Maar die wijsheid is werelds, ongeestelijk en zelfs duivels. 16 Want door jaloersheid en geruzie ontstaat verwarring en worden er allerlei slechte dingen gedaan. 17 Maar de wijsheid die van God komt, is zuiver, vol vrede, bescheiden, gehoorzaam, vriendelijk en vol goede daden, zonder iemand voor te trekken, en eerlijk bedoeld. 18 Mensen die leven zoals God het wil, zaaien als het ware vrede. Daardoor zullen ze ook vrede oogsten.

Psalmen 118:1-18

Psalm 118

Prijs de Heer, want Hij is goed.
Zijn liefde duurt voor eeuwig.
Israël, zeg:
"Zijn liefde duurt voor eeuwig."
Priesters, zeg:
"Zijn liefde duurt voor eeuwig."
Als je ontzag voor de Heer hebt, zeg:
"Zijn liefde duurt voor eeuwig."

Toen ik in moeilijkheden was,
heb ik de Heer om hulp geroepen.
En de Heer heeft mij geantwoord en me gered.
De Heer zorgt voor mij.
Ik hoef niet bang te zijn.
Wat zouden mensen me kunnen aandoen?
De Heer is met mij en helpt me altijd.
Daarom hoef ik niet bang te zijn voor de mensen die me haten.
Het is beter om bij de Heer te schuilen,
dan op mensen te vertrouwen.
Het is beter om bij de Heer te schuilen,
dan op koningen te vertrouwen.

10 Veel vijanden omsingelden mij,
maar met de hulp van de Heer heb ik hen verslagen.
11 Ze omringden mij en omsingelden mij,
maar met de hulp van de Heer heb ik hen verslagen.
12 Ze zwermden als bijen om me heen,
maar met de hulp van de Heer heb ik hen verslagen.
In een ogenblik waren ze verdwenen,
als droge bladeren in het vuur.
13 Ze vielen me heel fel aan.
Bijna lukte het hun om me te doden.
Maar de Heer heeft me gered.
14 Bij de Heer ben ik zo veilig als in een burcht.
Door Hem kan ik zingen, want Hij heeft me gered.

15 Gejuich en overwinningsliederen zijn te horen
in de huizen van de mensen die leven zoals God het wil.
Want de Heer doet geweldige dingen.
16 Niemand is machtiger dan Hij.
De Heer doet geweldige dingen.
17 Ik zal niet sterven, maar leven.
Ik zal vertellen wat de Heer allemaal heeft gedaan.
18 Hij heeft me wel zwaar gestraft,
maar me niet aan de dood uitgeleverd.

Spreuken 28:2

Als de mensen in een land slecht zijn, is er steeds een nieuwe koning.
Maar als er wijze, verstandige mensen leven, heerst een koning lang.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016