Net als bij de priesters werd er geloot in welke volgorde ze zouden werken. Hierbij waren koning David, Zadok, Ahimelech en de familiehoofden van de priesters en van de Levieten aanwezig. Er werd over iedereen geloot: van de oudste zoon tot de jongste zoon van elke familie.
Evenals de nakomelingen van Aäron werden ook zij door middel van het lot ingedeeld, zonder dat daarbij werd gelet op leeftijd of rang. Dat gebeurde in het bijzijn van koning David, Zadok, Ahimelech en de leiders van de priesters en Levieten.