Ook bedacht Jerobeam een feest voor de 15e dag van de achtste maand. Het moest net zo'n feest zijn als het Loofhuttenfeest dat in Juda werd gevierd. Op die dag offerde hij in Bet-El dieren op het altaar voor het gouden kalf dat hij had laten maken. Ook in Bet-El liet hij priesters dienst doen bij de altaren die hij in de heuvels had laten bouwen.
Jerobeam liet afkondigen dat het jaarlijkse tempelfeest voortaan op de vijftiende dag van de achtste maand in Betel zou worden gehouden (een datum die hij eigenmachtig veranderde), een gelijksoortig feest als dat in Jeruzalem. Hij offerde zelf op het altaar van de kalveren in Betel en verbrandde reukwerk. Ook in Betel wees hij priesters aan die dienst moesten doen in de tempels op de heuvels.