Toen de koning hoorde wat de profeet tegen het altaar in Bet-El zei, wees hij met zijn arm naar hem en zei: "Grijp hem!" Maar de arm die hij had uitgestoken, werd stijf. Hij kon hem niet meer naar zich toe trekken.
De koning werd woedend op de profeet omdat hij dit had gezegd. Hij schreeuwde naar zijn wachters: ‘Grijp die man!’ en hij balde woedend zijn vuist naar hem. Op hetzelfde moment verstijfde zijn arm, zodat hij hem niet meer kon terugtrekken.