Toen riepen ze de Heer om hulp en zeiden: 'We hebben verkeerd gedaan. We hebben U verlaten en zijn andere goden gaan aanbidden. Red ons nu alstublieft uit de macht van onze vijanden. We zullen U weer dienen.'
Toen riepen zij weer naar de Here en gaven toe dat zij hadden gezondigd door zich van Hem af te keren en Baäl en Astarte te aanbidden. En zij smeekten: “Wij zullen U aanbidden als U ons wilt bevrijden uit de macht van onze vijanden.”