Toen zei Saul: "Ik heb verkeerd gedaan. Kom terug, mijn zoon David. Ik zal je geen kwaad meer doen. Want je hebt vandaag mijn leven gespaard. Ik heb dwaas gedaan. Het was heel erg verkeerd van mij."
‘Ik heb gezondigd,’ gaf Saul toe. ‘Kom terug naar huis, mijn jongen, en ik zal niet langer proberen je kwaad te doen, omdat je vandaag mijn leven hebt gespaard. Ik ben een dwaas geweest en heb grote fouten gemaakt.’