Ze maken Mij jaloers door dingen te aanbidden die geen goden zijn. Ze maken Mij kwaad met hun godenbeelden. Daarom zal Ik hén jaloers maken door een volk dat niet eens een volk is. Ik zal hén kwaad maken door een volk dat Mij niet kent.
Zij hebben Mij diep beledigd en jaloers gemaakt op hun afgoden, die geen goden zijn. Nu zal Ik hen op mijn beurt beledigen en jaloers maken op een volk dat geen volk is, Ik maak u kwaad op een volk dat geen inzicht heeft.