Deze Ezra had aan de koning van Babel toestemming gevraagd om naar Jeruzalem te mogen gaan. Hij was een wetgeleerde: hij wist heel veel van de wet van Mozes die de Heer, de God van Israël, aan zijn volk gegeven had. En omdat zijn Heer God met Ezra was, had hij van de koning alles gekregen waar hij om had gevraagd.
Als geestelijk leider wist Ezra bijzonder veel van de wet die Mozes had ontvangen van de Here, de God van Israël. Op zekere dag vroeg hij koning Arthahsasta of hij naar Jeruzalem mocht terugkeren. De koning gaf hem toestemming, want God was Ezra goed gezind.