Hopeloos en hongerig zullen ze door het land trekken. Ze zullen razend van de honger zijn. Woedend zullen ze hun koning vervloeken. Ze zullen omhoog kijken en hun God vervloeken.
Mijn volk zal zonder uitzicht ronddolen, struikelend, terneergeslagen en hongerig. En omdat zij honger hebben, zullen zij in woede uitbarsten, hun gebalde vuisten naar de hemel heffen en hun koning en hun God vervloeken.