Iedereen die uit Juda gevangen meegenomen is naar Babel, zal hun namen gebruiken als vervloeking. Ze zullen zeggen: 'Ik hoop dat de Heer met jou zal doen wat Hij met Zedekia en Achab heeft gedaan. Want de koning van Babel heeft hen levend gebraden.'
Hun lot zal spreekwoordelijk worden voor het kwaad, want als iemand voortaan een ander wil vervloeken, zal hij zeggen: “Laat de Here met u hetzelfde doen als met Zedekia en Achab, die door de koning van Babel levend werden verbrand!”