Hij richtte zijn pijlen op ons, als een vijand. Hij was onze tegenstander geworden. Alles waar wij van hielden, heeft Hij verwoest. Heel Jeruzalem is verwoest door het vuur van zijn woede.
Hij spande zijn boog tegen zijn volk alsof het zijn vijand was. Allen die er jong en aantrekkelijk uitzagen, doodde Hij. Zijn vreselijke toorn is als vuur over hen uitgegoten.