De poortdeuren zijn uit de poorten gerukt, de grendels vernield. De koning en leiders van het land wonen bij andere volken. Er zijn geen priesters meer die lesgeven in de wetten en leefregels van de Heer. De profeten krijgen geen woorden meer van God.
Jeruzalems poorten zijn ingestort. Hun sloten en grendels zijn vernield door de Here. Haar koningen en prinsen zijn nu slaven in verre landen, zonder een tempel en zonder de heilige wet die over hen regeert. En er zijn ook geen profeten meer die hun leiding kunnen geven.