Ze hebben U niet willen dienen, hoewel U hen tot een machtig land had gemaakt, altijd goed voor hen bent geweest, en hun een ruim en vruchtbaar land heeft gegeven. Ze hebben niet bij U terug willen komen.
Ondanks het feit dat U hun dit koninkrijk en nog andere zegeningen had geschonken, hebben zij U niet gediend. U gaf hun een ruim, rijk land, maar zij weigerden zich af te keren van hun kwade praktijken.