De mensen die ons gevangen hielden, wilden dat we voor hen zongen. De mensen die ons mishandelden, wilden dat we vrolijk deden. Ze zeiden: "Zing eens voor ons een lied uit Jeruzalem."
omdat onze bewakers wilden dat wij zouden zingen. Ondanks dat zij ons sloegen, wilden zij een vrolijk lied horen. ‘Vooruit,’ zeiden zij, ‘zing eens een lied over Jeruzalem!’