Daarom huil ik. De tranen stromen over mijn gezicht. Niemand komt mij troosten. Niemand kan mij helpen. Mijn bewoners zijn verbijsterd. De vijand is zó machtig!"
Om al deze dingen moet ik huilen, de tranen stromen langs mijn wangen. Mijn trooster is ver weg en Hij is de enige die mij zou kunnen helpen. Mijn kinderen hebben geen toekomst, want vijanden overheersen ons.