Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

The Daily Audio Bible

This reading plan is provided by Brian Hardin from Daily Audio Bible.
Duration: 731 days

Today's audio is from the ESV. Switch to the ESV to read along with the audio.

BasisBijbel (BB)
Version
Exodus 5:22-7:25

22 Toen ging Mozes terug naar de Heer en zei: "Waarom behandelt U dit volk zo hard? Waarom heeft U mij gestuurd? 23 Omdat U het zei, ben ik naar de farao gegaan. Maar hij is dit volk daardoor alleen maar slechter gaan behandelen. En U heeft uw volk helemaal niet bevrijd." 24 Maar de Heer antwoordde Mozes: "Nu zul je zien hoe Ik de farao ga straffen. Hij zal hen niet alleen laten weggaan, hij zal hen zelfs met geweld uit zijn land wegjagen."

God belooft opnieuw dat Hij het volk zal bevrijden

Verder zei God tegen hem: "Ik ben de Heer. Ik ben naar Abraham, Izaäk en Jakob toe gekomen als de Almachtige God. Maar zij kenden Mij niet met mijn naam 'Heer'. Ik heb eerst een verbond met hen gesloten om hun het land Kanaän te geven.[a] Dat is het land waar ze als vreemdelingen hebben gewoond. Nu zijn ze slaven van de Egyptenaren. Maar Ik heb hun hulpgeroep gehoord. Ik ben mijn verbond niet vergeten. Zeg daarom tegen de Israëlieten: 'Ik ben de Heer. Ik zal jullie uit de slavernij van de Egyptenaren halen. Ik zal jullie op een machtige manier redden en bevrijden. Egypte zal Ik zwaar straffen. Ik zal jullie tot mijn eigen volk maken en Ik zal jullie God zijn. Dan zullen jullie toegeven dat Ik de Heer God ben die jullie uit de slavernij van de Egyptenaren bevrijdt. Ik zal jullie naar het land brengen waarvan Ik heb gezworen dat Ik het jullie zou geven. Ik zal doen wat Ik aan Abraham, Izaäk en Jakob beloofd heb. Ik zal het aan jullie geven. Want Ik ben de Heer."

Mozes zei dit tegen de Israëlieten. Maar ze wilden niet naar hem luisteren, omdat ze het zo moeilijk hadden en ze nog steeds slaven waren. Toen zei de Heer tegen Mozes: 10 "Ga naar de farao. Zeg hem dat hij de Israëlieten uit zijn land moet laten vertrekken." 11 Maar Mozes antwoordde: "Heer, de Israëlieten luisterden al niet eens naar me. Waarom zou de farao dan wél naar me luisteren? Ik kan niet eens goed spreken!" 12 Maar de Heer stuurde Mozes en Aäron naar de Israëlieten en naar de farao. Hij wilde dat zij de Israëlieten uit Egypte zouden meenemen.

De families van Ruben, Simeon en Levi

13 Dit zijn de familiehoofden van de familie van Israël:

De zonen van Ruben, de oudste zoon van Israël, waren: Henoch, Pallu, Hezron en Karmi. Zij zijn de familiehoofden uit de familie van Ruben.

14 De zonen van Simeon waren: Jemuel, Jamin, Ohad, Jachin, Zohar en Saul. Saul was de zoon van een vrouw uit Kanaän. Zij zijn de familiehoofden uit de familie van Simeon.

15 En dit zijn de zonen van Levi in de volgorde waarop ze geboren zijn: Gerson, Kehat en Merari. Levi werd 137 jaar.

16 De zonen van Gerson waren: Libni en Simeï. Dat zijn ook de namen van hun families.

17 De zonen van Kehat waren: Amram, Jizhar, Hebron en Uzziël. Kehat werd 133 jaar.

18 De zonen van Merari waren: Mali en Musi.

Zij zijn de familiehoofden uit de familie van Levi.

19 Amram trouwde met Jochebed, zijn tante. Jochebed raakte in verwachting en kreeg twee zonen: Aäron en Mozes. Amram werd 137 jaar.

20 De zonen van Jizhar waren: Korach, Nefeg en Zichri.

21 De zonen van Uzziël waren: Misaël, Elsafan en Sitri.

22 Aäron trouwde met Eliseba, de dochter van Amminadab. Ze was de zus van Nahesson. Ze raakte in verwachting en kreeg vier zonen: Nadab, Abihu, Eleazar en Itamar.

23 De zonen van Korach waren Assir, Elkana en Abiasaf. Zij zijn de familiehoofden van de familie van Korach.

24 Eleazar, de zoon van Aäron, trouwde met één van de dochters van Putiël. Ze kreeg een zoon: Pinehas.

Dit zijn de familiehoofden van de stam van Levi. Dat zijn ook de namen van hun families.

25 En dit zijn die Aäron en Mozes tegen wie de Heer heeft gezegd: "Neem het hele volk van de Israëlieten mee uit Egypte.' 26 Zij zijn het die tegen de farao hebben gezegd dat hij de Israëlieten uit Egypte moest laten vertrekken. Dit zijn die Mozes en Aäron.

Mozes gaat voor de tweede keer naar de farao

27 In Egypte zei de Heer tegen Mozes: 28 "Ik ben de Heer. Zeg tegen de farao alles wat Ik tegen jou zeg." 29 Maar Mozes zei tegen de Heer: "Ik kan helemaal niet goed spreken. Waarom zou de farao naar mij luisteren?" (lees verder)

Mozes gaat voor de tweede keer naar de farao (vervolg)

Maar de Heer zei tegen Mozes: "Ik wil dat jij aan de farao laat weten wat Ik wil. Je broer Aäron zal voor je spreken. Je moet Aäron alles zeggen wat Ik tegen jou zeg. Dan zal je broer dat tegen de farao zeggen. Aäron zal tegen de farao zeggen dat hij de Israëlieten uit zijn land moet laten vertrekken. Maar Ik zal de farao koppig maken en Ik zal grote wonderen doen in Egypte. Maar de farao zal niet naar jullie willen luisteren. Daarom zal Ik Egypte zwaar straffen. En mijn volk, de stammen van Israël, zal Ik uit Egypte meenemen. Dan zullen de Egyptenaren zien hoe machtig Ik ben. Ik zal de Israëlieten uit hun land wegleiden. Dan zullen de Egyptenaren toegeven dat Ik de Heer ben." Mozes en Aäron deden wat de Heer hun had bevolen. Mozes was 80 jaar en Aäron was 83 jaar toen ze bij de farao kwamen.

De Heer zei tegen Mozes en Aäron: "Als de farao tegen jullie zegt: 'Doe eens een wonder om te bewijzen dat God jullie echt gestuurd heeft!' dan moet je tegen Aäron zeggen: 'Neem je staf en gooi die bij de farao op de grond.' De staf zal in een slang veranderen."

10 Mozes en Aäron gingen naar de farao en deden wat de Heer had gezegd. Aäron gooide zijn staf op de grond, terwijl de farao en zijn dienaren toekeken. De staf veranderde in een slang. 11 Toen riep de farao de Egyptische geleerden en tovenaars. Zij deden door hun toverkunsten hetzelfde. 12 Ze gooiden allemaal hun staf op de grond en elke staf veranderde in een slang. Maar de staf van Aäron at de andere slangen op. 13 Maar de farao bleef koppig en wilde niet luisteren – zoals de Heer ook gezegd had.

De eerste ramp: het water verandert in bloed

14 De Heer zei tegen Mozes: "De farao blijft koppig. Hij weigert het volk te laten vertrekken. 15 Ga morgenochtend naar de farao. Hij zal naar het water gaan. Wacht op hem aan de kant van de rivier. Houd de staf die in een slang veranderd is geweest, in je hand. 16 Zeg dan tegen hem: 'De Heer, de God van de Hebreeën, heeft mij naar u toe gestuurd. Ik moet u zeggen: Laat mijn volk naar de woestijn gaan om Mij te dienen. Maar tot nu toe heeft u niet willen luisteren. 17 Zo zult u zien wie de Heer is: ik zal met deze staf op het water van de rivier slaan. Dan zal het water in bloed veranderen. 18 De vissen in de rivier zullen dood gaan. De hele rivier zal ervan stinken. De Egyptenaren zullen het water van de rivier niet meer kunnen drinken.' "

19 Verder zei de Heer tegen Mozes: "Zeg tegen Aäron dat hij zijn hand met de staf moet uitstrekken over al het water in Egypte. Over alle rivieren, kanalen, plassen en waterbakken. Al dat water zal in bloed veranderen. In heel Egypte zal bloed zijn, zelfs in alle waterkruiken en waterbakken." 20 Mozes en Aäron deden wat de Heer had bevolen. De farao en zijn dienaren zagen hoe Aäron met zijn staf op het water van de rivier sloeg. Al het water veranderde in bloed. 21 De vissen in de rivier gingen dood. De hele rivier stonk ervan en de Egyptenaren konden het water niet meer drinken. In heel Egypte was het water veranderd in bloed. 22 Maar de Egyptische tovenaars deden door hun toverkunsten hetzelfde. Daarom bleef de farao koppig en wilde hij niet naar hen luisteren – zoals de Heer ook gezegd had. 23 De farao draaide zich om, ging naar huis en trok zich er niets van aan. 24 Maar alle Egyptenaren groeven in de omgeving van de rivier naar water om te drinken. Want het rivierwater was ondrinkbaar. 25 Er gingen zeven dagen voorbij nadat de Heer het water in bloed had veranderd.

Mattheüs 18:21-19:12

Vergeving

21 Petrus kwam naar Jezus toe en vroeg: "Heer, hoe vaak moet ik iemand vergeven als hij iets verkeerds tegen mij doet? Zeven keer?" 22 Jezus zei tegen hem: "Ik zeg je: niet zeven keer, maar 70 keer zeven keer.[a]

23 Je kan het Koninkrijk van God vergelijken met een koning die besloot geld terug te eisen van de dienaren die hem nog geld moesten terugbetalen. 24 Toen hij daarmee begon, werd er een dienaar bij hem gebracht die hem nog 10.000 talenten (ongeveer 300.000 kilo goud, dus miljoenen Euro's) moest betalen. 25 Maar de dienaar had zoveel geld niet. Daarom gaf zijn heer het bevel dat de dienaar als slaaf moest worden verkocht, met zijn vrouw en kinderen en alles wat hij had. Want dan zou er geld zijn om hem iets terug te kunnen betalen. 26 Maar de dienaar liet zich voor de koning op zijn knieën vallen en smeekte hem: 'Heer, geef me nog even de tijd! Dan zal ik u alles terugbetalen!' 27 De koning kreeg medelijden met hem. Hij liet hem gaan en zei dat hij niets meer hoefde te betalen.

28 Toen die dienaar wegging, ging hij naar een andere dienaar die hem nog 100 penningen (een paar Euro) moest betalen. Hij greep hem bij de keel en zei: 'Betaal me onmiddellijk!' 29 Toen liet die dienaar zich voor hem op zijn knieën vallen en smeekte: 'Geef me nog even de tijd! Dan zal ik je alles terugbetalen!' 30 Maar hij wilde niet luisteren. Hij ging weg en liet de andere dienaar in de gevangenis zetten, totdat hij alles zou hebben betaald.

31 De andere dienaren zagen wat er gebeurde. Ze werden heel boos en vertelden het aan de koning. 32 De koning riep hem bij zich en zei tegen hem: 'Schurk! Ik kreeg nog een heel groot bedrag van jou. Maar toen je mij om geduld smeekte, heb ik jou gezegd dat je me niets meer hoefde te betalen. 33 Want ik had medelijden met je. Had jij dan geen medelijden moeten hebben met die andere dienaar?' 34 Hij was woedend op hem en liet hem naar de martelkamer brengen. Daar moest hij blijven totdat hij alles zou hebben betaald. 35 Dat zal ook mijn hemelse Vader met jullie doen als jullie andere mensen niet met je hele hart willen vergeven."

Echtscheiding

19 Daarna vertrok Jezus uit Galilea. Hij stak de Jordaan over en ging naar Judea. Grote groepen mensen volgden Hem en Hij genas alle mensen die ziek waren.

Er kwamen Farizeeërs naar Hem toe, om Hem een strikvraag te stellen. Ze hoopten dat Hij iets verkeerds zou zeggen. Ze vroegen: "Mag iemand van zijn vrouw scheiden, om wat voor reden dan ook?" Hij antwoordde: "Hebben jullie niet gelezen dat hun Maker hen vanaf het begin van de wereld als man en vrouw heeft gemaakt? God zei toen: 'Daarom zal een man weggaan bij zijn vader en moeder en van zijn vrouw houden en trouw aan haar zijn. Vanaf dan zijn ze niet meer twee aparte mensen, maar samen één geheel.' Wat God zo tot één geheel heeft gemaakt, zou een mens niet meer uit elkaar moeten halen." Toen zeiden de Farizeeërs tegen Hem: "Waarom heeft Mozes dan gezegd dat een man zijn vrouw mag wegsturen als hij haar een brief meegeeft waarin staat dat hij van haar gescheiden is?" Jezus zei tegen hen: "Mozes heeft gezegd dat jullie je vrouw mogen wegsturen, omdat hij wist dat jullie hard zijn. Maar vanaf het begin was dat niet de bedoeling. Maar Ik zeg jullie: je mag alleen met een andere vrouw trouwen, als je je vrouw hebt weggestuurd omdat ze met een andere man naar bed is geweest. Als je haar om een andere reden wegstuurt en hertrouwt, ben je ontrouw aan haar. En de man die met de weggestuurde vrouw trouwt, maakt dat zij ontrouw is aan haar eerste man."[b]

10 Toen zeiden de leerlingen tegen Hem: "Als het zo zit, kun je maar beter niet trouwen." 11 Maar Hij zei tegen hen: "Niet iedereen begrijpt wat Ik nu ga zeggen. Je begrijpt het alleen als God je daarbij helpt. 12 Sommige mensen trouwen niet omdat ze onvruchtbaar zijn geboren. Anderen trouwen niet omdat mensen hen onvruchtbaar hebben gemaakt. Weer anderen trouwen niet omdat ze er zelf voor kiezen om onvruchtbaar te blijven en geen kinderen te krijgen. Ze kiezen daarvoor vanwege Gods Koninkrijk. Probeer dit te begrijpen."

Psalmen 23

Psalm 23

Een lied van David.

De Heer zorgt voor mij zoals een herder voor zijn schapen zorgt.
Ik kom niets tekort.
Hij laat mij rusten in groene velden.
Hij laat mij drinken uit rustige stroompjes.
Hij geeft me kracht.
Hij helpt me om te leven zoals Hij het wil,
omdat Hij dat heeft beloofd.
Zelfs als ik door een diep, donker dal ga, een dal van moeilijkheden,
ben ik nergens bang voor, want U bent bij mij.
Met uw stok en uw herdersstaf
beschermt U mij en stuurt U mij bij.
Het troost mij dat U dat doet.
Mijn vijanden zien hoe goed U voor mij bent:
U zet een feestmaaltijd voor mij neer.
U zalft mijn hoofd met zalf-olie.[a]
U schenkt mijn beker zó vol dat hij overloopt.
Uw goedheid en liefde zijn mijn leven lang bij mij.
Ik mag mijn hele leven dicht bij U zijn.

Spreuken 5:22-23

22 Slechte mensen komen ten val.
Hun eigen slechtheid maakt dat het verkeerd met hen afloopt.
23 Als ze niet willen luisteren naar wat anderen hun leren,
verdwalen ze in hun eigen dwaasheid.
Hun dwaasheid wordt hun dood.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016