The Daily Audio Bible
Today's audio is from the NIV. Switch to the NIV to read along with the audio.
Jeremia is diep bedroefd over wat er gaat gebeuren
19 Jeremia zegt: "Ik heb zo'n pijn in mijn binnenste! Ik krimp ervan in elkaar. Mijn hart bonkt en gaat tekeer. Ik kan niet zwijgen, want ik hoor hoorngeschal en krijgsgeschreeuw. 20 Ik hoor over de ene ramp na de andere. Het hele land wordt vernietigd. Onze woonplaatsen worden in één ogenblik verwoest. 21 Hoelang moet ik de krijgsvlag nog zien, het hoorngeschal nog horen?"
22 De Heer zei: "Mijn volk is werkelijk dwaas. Het wil Mij niet dienen. Het kent Mij niet. Het zijn dwaze kinderen die niets begrijpen. Ze zijn goed in het doen van slechte dingen. Maar ze zijn slecht in het doen van goede dingen."
23 Jeremia zegt: "Ik zag dat het land helemaal kaal en leeg was. Ik keek omhoog naar de hemel, maar er was geen licht. 24 Ik keek naar de bergen en zag dat ze beefden. Ik zag de heuvels schudden. 25 Ik zag geen mens. Zelfs de vogels waren gevlucht. 26 Ik zag dat het prachtige groene land een woestijn was geworden. Alle steden lagen in puin. Dat kwam doordat de Heer in zijn woede het land had gestraft."[a]
27 De Heer zegt: "Dit hele land zal een wildernis worden. Maar niet voor altijd. 28 De aarde zal treuren en de hemel zal zwart zijn vanwege dat wat Ik heb besloten. En Ik zal het ook doen. Ik zal mijn plannen niet meer veranderen."
29 Jeremia zegt: "Iedereen in de steden slaat op de vlucht voor de boogschutters en ruiters. De mensen verbergen zich in de bossen en tussen de rotsen. De steden zijn verlaten. Er woont niemand meer. 30 Jeruzalem, je zal worden verwoest! Wat doe jij daar in je mooie dure kleren, met je sieraden om? Waarom heb je je zo mooi opgemaakt? Je maakt je tevergeefs zo mooi. Want je vriendjes hebben geen belangstelling meer voor je. Nee, ze willen je doden! 31 Ik hoor je al luid schreeuwen. Je hapt naar adem en steekt je handen uit om hulp. En je roept: 'Help me! Ze willen me vermoorden!' "
Laatste waarschuwing voor Jeruzalem
5 De Heer zegt: "Ga rond door de wijken van Jeruzalem. Kijk eens goed om je heen. Kijk of je ook maar íemand op straat kan vinden die eerlijk is, iemand die rechtvaardig is. Dan zal Ik de stad vergeven. 2 Maar de mensen zeggen wel 'Ik zweer het bij de Heer,' maar toch doen ze niet wat ze hebben gezworen."
Jeremia zegt: 3 "Heer, U zoekt toch naar waarheid en rechtvaardigheid? U heeft de mensen gestraft, maar het doet hun niets. Ze willen nog steeds niet veranderen. Ze blijven koppig en ongehoorzaam. Hun hart is nog harder dan steen. Ze weigeren U weer te gaan dienen.
4 Ik dacht: 'Dat komt doordat dit maar de gewone, arme mensen zijn, die de wet van God niet goed kennen. Zij weten niet hoe de Heer wil dat ze leven. Daarom doen ze zo dwaas. 5 Ik zal naar de leiders van het volk gaan en met hén spreken. Want zíj kennen Gods wet. Zíj weten wat Hij wil.' Maar zij wilden God niet dienen en waren bij Hem weggelopen. 6 Daarom worden ze gedood door een leeuw uit het bos, en aangevallen door een wolf uit de steppe, en ligt er een luipaard[b] op de loer bij hun steden. Iedereen die de stad uitgaat, zal worden verscheurd. Want ze zijn steeds meer slechte dingen gaan doen. Ze zijn in zoveel dingen ongehoorzaam geworden."
7 De Heer zegt: "Hoe kan Ik mijn volk dat vergeven? Het wil Mij niet dienen. Ze zweren bij goden die geen goden zijn. Ik ben altijd zó goed voor hen geweest! Maar toch liepen ze van Mij weg. Ze gingen naar andere goden. En de mannen gaan massaal naar de hoeren. 8 En ze zijn aldoor uit op de vrouw van een ander. Het lijken wel wilde hengsten die willen paren en naar alle merries hinniken. 9 Zou Ik hen daarvoor niet straffen? zegt de Heer. Kan Ik zo'n volk dan zomaar zijn gang laten gaan?
10 Daarom zeg Ik tegen de vijand: Klim over de muren en verniel de wijnstruik.[c] Maar hak hem niet helemaal om. Hak alleen de takken eraf, want die horen niet bij Mij. 11 Want Israël en Juda zijn Mij ontrouw geworden, zegt de Heer. 12 Israël en Juda willen niet meer bij Mij horen. Ze zeggen: 'Nee hoor, Hij is onze God niet. Maar er zal ons niets gebeuren. Er zal geen oorlog of honger komen. 13 De profeten zijn niet belangrijk. Je hoeft niet te luisteren naar wat ze zeggen. Want ze bedenken het allemaal zelf.' Zó gaat het met hen! 14 Jeremia, omdat ze dat zeggen, zullen mijn woorden in jouw mond een vuur zijn. En mijn volk is het hout dat door dat vuur zal verbranden. Dat zeg Ik, de Heer, de God van de hemelse legers."
Israëls straf voor zijn ontrouw aan God
15 De Heer zegt: "Israël, Ik laat uit de verte een volk naar je toe komen, zegt de Heer. Het is een sterk volk, een eeuwenoud volk waarvan jij de taal niet verstaat. 16 De pijlkoker van dat volk verslindt levens en al zijn boogschutters zijn helden. 17 Dat volk zal je oogst opeten en het brood dat voor je kinderen was. Het zal je schapen en koeien opeten. Het zal je wijn en je olijf-olie opmaken. Het zal je steden verwoesten, ook al dacht je dat je daar veilig was binnen de muren. 18 Maar ook in die tijd zal Ik niet voorgoed met jullie afrekenen. 19 Als jullie gaan vragen: 'Waarom heeft onze Heer God ons dit allemaal aangedaan?' zullen jullie als antwoord krijgen: 'Omdat jullie Mij hebben verlaten. Jullie zijn in je eigen land buitenlandse goden gaan dienen. Daarom zullen jullie in een ander land een buitenlands volk moeten gaan dienen.'
20 Zeg tegen de stammen van Israël en tegen het koninkrijk Juda: 21 Luister toch, dwaas en onverstandig volk! Jullie hebben wel ogen, maar jullie zien niet. En jullie hebben wel oren, maar jullie luisteren niet. 22 Hoe durven jullie te weigeren om ontzag voor Mij te hebben? zegt de Heer. Ik heb de grenzen van de zee bepaald. Het is een eeuwige grens waar de zee nooit overheen gaat. Al rollen en bruisen de golven, ze komen niet over de grens die Ik de zee heb gegeven. 23 Maar jullie zijn koppig en ongehoorzaam. Jullie houden je niet aan de grenzen die Ik jullie heb gegeven. Jullie zijn bij Mij weggelopen. 24 Jullie hebben niet bij jezelf gezegd: 'Laten we ontzag hebben voor onze Heer God. Want Hij geeft ons op de juiste tijd regen, in de herfst en in de lente. Hij geeft ons onze oogsten.' 25 Jullie zijn ongehoorzaam aan Mij. Daarom hebben jullie nu geen regen en geen oogsten.
26 Want veel van jullie trekken zich helemaal niets van Mij aan. Ze loeren op mensen zoals vogelvangers loeren op vogels. Ze zetten strikken en vangen mensen! 27 Zoals een kooi vol zit met vogels, zo zitten hun huizen vol met leugens en bedrog. Daarmee zijn ze rijk en machtig geworden. 28 Ze zijn vet en volgegeten. Ze zijn door en door slecht. Ze spreken oneerlijk recht. Ze komen niet op voor de arme mensen en de weeskinderen. Toch gaat het goed met hen. De arme mensen kunnen hun niets schelen. 29 Ik móet zo'n volk wel straffen, zegt de Heer. Ik kan zo'n volk toch niet zijn gang laten gaan? 30 Het is verschrikkelijk en afschuwelijk wat er allemaal in het land gebeurt. 31 Wat de profeten profeteren, zijn leugens. De priesters maken zich rijk ten koste van de mensen. En mijn volk vindt het allemaal best. Maar Ik ga er een eind aan maken. En wat zullen jullie dan doen?"
De 'herders' uit het noorden
6 Jeremia zegt: "Zorg dat je wegkomt, stam van Benjamin! Vlucht allemaal Jeruzalem uit! Blaas in Tekoa alarm op de ramshoorn! Steek de vuren op Bet-Kerem aan om alarm te slaan![d] Want er komt een ramp uit het noorden, een grote ramp. 2 Jeruzalem is te vergelijken met een prachtige weide, maar de Heer gaat die weide vernietigen. 3 Herders komen er met hun kudden geiten naartoe. Ze zetten er hun tenten op en laten hun vee het grasland kaalvreten. En zoals de kudden het grasland kaalvreten, zo komen legers uit een ver land Jeruzalem helemaal leegplunderen. 4 Ze moedigen elkaar aan: 'Kom, maak je klaar om vanmiddag Jeruzalem aan te vallen! Wat jammer, het is er al te laat voor, want het wordt al avond. 5 Laten we dan vannacht aanvallen! We gaan alle paleizen van de stad verwoesten.'
6 De Heer van de hemelse legers zegt tegen de vijand: Hak bomen om. Maak daarvan een wal om over de muur van Jeruzalem te klimmen. Deze stad moet gestraft worden omdat ze door en door slecht is. 7 Zoals er uit een bron aldoor water opborrelt, zo borrelt er aldoor misdaad op uit Jeruzalem. Overal is geweld en misdaad. Aldoor zie Ik hoe ziek en verwond de stad is. 8 Jeruzalem, verander en kom bij Mij terug! Anders zal Ik je verlaten. Dan zul je veranderen in een wildernis, een onbewoond land!"
Israël wil niet naar de Heer luisteren
9 Dit zegt de Heer van de hemelse legers: "Wat er overblijft van Israël zal helemaal kaalgeplukt worden, net zoals je de laatste druiven van een wijnstruik plukt. Het land zal doorzocht worden, zoals een wijnboer met zijn hand tussen de takken zoekt naar de laatste druiven."
10 Jeremia zegt: "Tegen wie moet ik spreken? Er wil toch niemand naar me luisteren. Ze vinden het onbelangrijk wat ik namens de Heer zeg. Het maakt hun niets uit. 11 Maar ik ben vol van de woede van de Heer. Ik zal me niet langer inhouden. Ik zal zijn woorden uitstorten over jong en oud en de kinderen in de straten."
De Heer zegt: "Mannen zullen met hun vrouwen gevangen meegenomen worden, zelfs de oude mensen. 12 Hun huizen zullen aan andere mensen gegeven worden. Ook hun akkers en vrouwen zullen voor hen zijn. Want Ik zal de bewoners van dit land straffen, zegt de Heer. 13 Want iedereen, van hoog tot laag, is hebzuchtig. Iedereen bedriegt iedereen. Zelfs de profeten en de priesters doen dat. 14 Ze doen alsof er niets ergs met Jeruzalem aan de hand is. Ze zeggen: 'Alles gaat goed. Alles gaat goed.' Maar het gaat helemaal niet goed! 15 Ze doen vreselijke dingen, maar ze schamen zich helemaal niet. Ze blozen niet eens. Daarom zullen ze samen met de anderen worden gedood. Op de dag dat Ik hen straf, zullen ze sterven, zegt de Heer."
18 Hij is het Hoofd van de gemeente en de gemeente is zijn Lichaam. Hij is het begin van alles. Hij is de eerste die uit de dood is opgestaan. Zo is Hij dus van alles de eerste. 19 Want God had besloten Zelf in Jezus te komen wonen. 20 Door Jezus' dood aan het kruis heeft God vrede met ons gesloten. Door Jezus heeft Hij de vriendschap hersteld tussen Hemzelf en alles wat leeft op de aarde en in de hemel.
21 Ook met jullie is Hij vrienden geworden. Hij heeft al jullie schuld weggedaan. Vroeger leefden jullie vér bij God vandaan. Jullie waren vijanden van God door de slechte dingen die jullie deden. 22 Maar nu mogen jullie bij God horen, doordat Jezus mens werd en stierf om jullie schuld op Zich te nemen. Want Hij wilde dat jullie volmaakt en vrij van schuld bij Hem zouden kunnen komen. 23 Maar dat kan alleen, als jullie stevig blijven staan in het geloof. Laat je dus niet afleiden van het goede nieuws dat jullie hebben gehoord. Want alleen dat is de waarheid. En ik, Paulus, ben één van de mensen die dat goede nieuws aan de mensen vertel.
Paulus lijdt voor de gemeente van Christus
24 Ik ben er blij over dat ik voor jullie moet lijden. Zo vul ik aan wat Christus nog niet geleden heeft. Dat is goed voor zijn Lichaam: de gemeente.[a] 25 Ik ben een dienaar van de gemeente geworden. God gaf mij namelijk de taak om jullie het woord van God bekend te maken. 26 Eeuwenlang is Gods plan een groot geheim voor de mensen gebleven. 27 Maar nu heeft God zijn geweldige plan aan zijn kinderen bekend willen maken. Dat geweldige plan is, dat Christus ook in niet-Joodse mensen wil wonen. Door Hem ontvangen jullie alle goede dingen die God jullie wil geven.
28 Overal vertellen we over Christus. We waarschuwen alle mensen. Met alle wijsheid leren we hun alles wat we weten. Zo willen we iedereen de mogelijkheid geven om door Christus vrij te worden van schuld. 29 Hiervoor doe ik dan ook mijn uiterste best. Ik span mij ervoor in met alle kracht van God die in mij is.
Christus is God zelf, en de gelovigen zijn één met Hem
2 Ik wil graag dat jullie weten dat ik vurig voor jullie bid. En niet alleen voor jullie, maar ook voor de gelovigen in Laodicea en voor alle andere mensen die mij nooit ontmoet hebben. 2 Want ik wil dat ze bemoedigd zullen worden. En ik wil graag dat ze één zullen zijn door van elkaar te houden. Alleen dán zullen ze ten volle kunnen genieten van het kennen van Christus. Christus is het verborgen plan van God. 3 Alle schatten van wijsheid en kennis zijn in Hem verborgen. 4 Ik zeg jullie dit, zodat jullie je door niemand met mooie praatjes en leugens laten bedriegen.
5 Ik ben zelf wel niet bij jullie, maar mijn geest is wél bij jullie. En ik zie met plezier hoe het bij jullie toegaat. Want jullie zijn ordelijk, jullie zijn één in jullie geloof en jullie hebben een sterk geloof in Christus. 6 Nu jullie Jezus Christus als Heer hebben aangenomen, moeten jullie ook in Hem leven. 7 Net zoals een boom met zijn wortels stevig in de grond staat, zo moeten jullie stevig in Hem geworteld staan. Dan zullen jullie in Hem opgebouwd worden. En jullie zullen stevig blijven staan in het geloof dat we jullie geleerd hebben. Wees ook dankbaar.
Psalm 77
1 Een lied van Asaf, op de manier van Jedutun. Voor de leider van het koor.
2 Ik roep tot God.
Ik schreeuw het uit tot God, en ik weet dat Hij zal luisteren.
3 Ik ben in nood en ik roep Hem om hulp.
De hele nacht roep ik zonder ophouden tot Hem.
Ik ben ontroostbaar.
4 Als ik aan God denk, dan kreun ik.
Ik word wanhopig als ik aan Hem denk.
5 Ik ben zó onrustig, dat ik er niet van kan slapen.
Ik kan niet eens praten van ellende.
6 Ik denk erover na hoe het lang geleden was.
7 Ik dacht erover hoe ik toen muziek voor U maakte.
En ik bleef me maar afvragen:
8 Zal de Heer ooit nog bij ons terugkomen?
Zal Hij ooit nog goed voor ons zijn?
9 Of is er een einde gekomen aan zijn liefde?
Houdt Hij zich niet langer aan zijn beloften?
10 Vergeet God om nog goed voor ons te zijn?
Is Hij zó boos, dat het afgelopen is met zijn liefde?
11 En ik zei bij mijzelf:
"Het maakt me heel erg verdrietig,
maar ik denk dat de Allerhoogste God niet meer met ons is."
12 Ik zal altijd blijven denken
aan de wonderen die U vroeger heeft gedaan.
13 Ik zal erover blijven spreken.
Ik zal eraan blijven denken.
14 God, alles wat U doet is zó geweldig!
Welke god is zo geweldig als U?
15 U bent de God die wonderen doet.
U heeft aan de volken uw macht laten zien.
16 U heeft uw volk, de zonen van Jakob en van Jozef,[a]
op een machtige manier gered.
17 Toen het water U zag, God,
toen het water U zag, beefde het van angst.
De zee beefde tot op de bodem.
18 De regen gutste uit de wolken.
Het onweer dreunde langs de hemel.
Bliksemflitsen schoten door de lucht.
19 De donder rolde, de bliksem flitste,
de aarde schudde en beefde.
20 U baande Zich een weg door het water,
een pad door de zee.
Uw voetstappen waren niet te zien.
21 U leidde uw volk zoals een herder zijn schapen leidt.
U gebruikte Mozes en Aäron om hen te leiden.
Spreuken van andere wijze mensen
23 Hier volgt nog een aantal wijze uitspraken.
Het is verkeerd
om in een rechtszaak mensen voor te trekken.
24 Als je van een schuldig mens zegt dat hij onschuldig is,
zul je door iedereen vervloekt en verwenst worden.
25 Maar als je een schuldig mens veroordeelt, zijn de mensen tevreden over je.
Je zal door hen geprezen worden en het zal goed met je gaan.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016