The Daily Audio Bible
Today's audio is from the NIV. Switch to the NIV to read along with the audio.
Treurlied over Tyrus
27 De Heer zei tegen mij: 2 "Mensenzoon, zing dit treurlied over Tyrus. 3 Zing over die haven aan de zee, die belangrijke handelsstad die met vele landen en eilanden handel drijft:
Tyrus, jij vond jezelf een stralende stad,
een volmaakte stad.
4 De mensen die jou bouwden, maakten je tot iets prachtigs.
Je lag midden in de zee.
5 Je leek wel een schip, gebouwd van cipressenhout uit Senir.
Een cederboom van de Libanon was je mast.
6 Je roeiriemen waren van eikenhout van Basan.
Je dek was van cipressenhout van Cyprus, ingelegd met ivoor.
7 Je zeil was van prachtig geborduurd linnen uit Egypte.
Je dektent was van prachtige blauwe en rode stoffen van de eilanden van Elisa.
8 Je roeiers waren mannen uit Sidon en Arvad.
Je beste zeelui waren bij jou aan boord als matroos.
9 Je werd gerepareerd door knappe timmermannen uit Gebal.
Tyrus, alle zeeschepen kwamen naar jou
om met jou en elkaar koopwaar te ruilen.
10 Mannen uit Perzië, Lydië en Put
deden bij jou dienst in het leger.
Ze hingen hun schilden en helmen aan je muren.
Zij maakten je beroemd.
11 Mannen uit Arvad hielden de wacht op je muren.
Mannen uit Gammad bewaakten je torens.
Hun schilden en helmen hingen overal aan je muren.
Ze maakten je werkelijk prachtig.
12 Tarsis dreef handel met je,
omdat je zoveel verschillende koopwaar had.
Ze brachten zilver, ijzer, tin en lood naar je markten.
13 Handelaars uit Javan, Tubal en Mesech
brachten slaven en koperen voorwerpen in ruil voor jouw koopwaar.
14 Handelaars uit Bet-Togarma
brachten paarden, rijdieren en ezels naar je markten.
15 De bewoners van Dedan en van andere eilanden dreven handel met je.
Ze betaalden je met ivoor en ebbenhout.
16 Aram betaalde jouw producten met edelstenen,
rode textielverf, geborduurde kleren, linnen en parelmoer.
17 Juda en Israël brachten graan uit Minnit,
en mirre, honing, olijf-olie en balsem.
18 Damaskus kocht allerlei producten van jou
in ruil voor wijn uit Helbon en witte wol.
19 Dan en Javan brachten garen uit Oezal.
Ook verkochten ze gesmeed ijzer, kaneel en kalmoes[a] aan je.
20 Dedan verkocht zadelkleden voor de paarden.
21 Arabië en de heersers van Kedar verkochten schapen en geiten aan je.
22 De handelaars van Scheba en Raëma
betaalden op je markten met de beste specerijen, edelstenen en goud.
23 Handelaars uit Haran, Kanne en Eden, Scheba, Assur en Kilmad
24 verkochten op je markten prachtige stoffen:
blauwe stoffen, kleurig geborduurde stoffen en bonte tapijten,
met touwen er omheen verpakt in kisten van cederhout.
25 De schepen uit Tarsis zongen over je,
omdat ze met jou handel konden drijven.
Tyrus, zo was je als een prachtig vrachtschip
dat zwaar beladen midden op zee ligt.
26 Je roeiers brachten je op het wijde water.
Maar een storm uit het oosten vernielt je, midden op zee.
27 Je schatten, je koopwaar, je matrozen, je hele bemanning,
je timmermannen, je handelaars, je krijgers,
ja, iedereen aan boord zinkt weg in de diepe zee
op de dag dat je vergaat.
28 De mensen in de steden beven
als ze horen hoe je matrozen schreeuwen van angst.
29 De roeiers, de bemanning en de matrozen van andere schepen
zullen hun schepen verlaten en op het vasteland blijven staan.[b]
30 Ze jammeren luid over je en schreeuwen het uit.
Ze gooien stof op hun hoofd
en gaan in het stof op de grond zitten omdat ze zo verdrietig zijn.
31 Ze scheren hun hoofd kaal
en doen rouwkleren aan omdat je er niet meer bent.
Diepbedroefd huilen ze over je.
32 Huilend zingen ze een treurlied over je: 'Niemand was als jij, Tyrus, stad in zee die nu is verwoest!'
33 Toen je nog handel dreef, heb je veel volken rijk gemaakt,
doordat je koopwaar naar alle kanten over de zee naar hen toe kwam.
Vele koningen werden rijk dankzij jou.
34 Nu lig je daar, in stukken gebroken,
vernietigd door de zee, opgeslokt door het water,
met al je koopwaar en iedereen die aan boord was.
Met man en muis ben je vergaan.
35 De bewoners van de landen langs de kust zijn geschokt
over wat er met je gebeurd is.
Koningen staan met verwrongen gezichten van schrik.
36 De handelaren van de andere landen fluiten je uit.
Het is verschrikkelijk wat er met je is gebeurd.
Je bent voor altijd verdwenen."
Gods woorden over de koning van Tyrus
28 De Heer zei tegen mij: 2 "Mensenzoon, zeg over de koning van Tyrus: Dit zegt de Heer: U bent erg trots geworden. U verbeeldt zich dat u een god bent. Een god die woont in zijn goddelijk paleis midden in zee. Maar u bent maar een sterveling, en geen god. Toch verbeeldt u zich dat u zo wijs als een god bent. 3 Ja, u bent wijzer dan Daniël.[c] Geen probleem is te moeilijk voor u. 4 Door uw wijsheid en uw verstand bent u zo rijk geworden. Uw schatkamers zijn vol goud en zilver. 5 Doordat u zo verstandig handel hebt gedreven, bent u steeds rijker geworden. Maar uw rijkdom heeft u trots gemaakt. 6 De Heer zegt: U vindt dat u zo wijs als een god bent. 7 Daarom stuur Ik sterke legers van wrede volken op u af. Zij zullen u vernietigen en u uw wijsheid en rijkdom afnemen. 8 U zal gedood worden in de strijd. Daar in de zee zult u in het dodenrijk terecht komen. 9 Zult u uzelf nog steeds een god noemen als u oog in oog staat met hem die u zal doden? U zal in handen vallen van hem die u doodt, u, een sterveling en geen god. 10 U zal gedood worden door iemand van een ander volk. Ik zal doen wat ik heb gezegd, zegt de Heer."
Treurlied over de koning van Tyrus
11 De Heer zei tegen mij: 12 "Mensenzoon, zing dit treurlied over de koning van Tyrus:
U was volmaakt.
U was vol van wijsheid en volmaakt mooi.
13 U woonde in Eden, de tuin van God.
U was helemaal bedekt met allerlei edelstenen:
sardis, topaas, diamant,
turkoois, sardonyx, jaspis,
saffier, robijn, smaragd.
Al die stenen waren met gouden zettingen op u vastgezet.
Op de dag dat u gemaakt werd, werden ze voor u gemaakt.
14 Ik had u een taak gegeven: u was een beschermende engel.
Ik had u een plaats gegeven op mijn heilige berg.
U mocht tussen de vurige stenen komen.
15 Vanaf de dag dat Ik u maakte, leefde u zoals Ik het wil.
U was volmaakt.
Totdat u op een dag slecht werd.
16 Want doordat u zo rijk werd, kreeg het kwaad u in zijn macht.
U leefde niet langer zoals Ik het wil.
Daarom stuurde Ik u weg van mijn heilige berg.
U, beschermende engel, mocht niet langer tussen de vurige stenen komen.
17 U was er trots op geworden hoe prachtig u er uitzag.
Daardoor verloor u uw wijsheid.
Ik wierp u neer op de aarde.
Koningen van andere landen liet Ik zien hoe het slecht met u afliep.
18 Door uw slechte en oneerlijke manier van leven
heeft u uw heiligdommen bedorven.
Daarom heb Ik uw stad tot aan de grond afgebrand.
Er is alleen nog as van over.
19 Alle volken die u hebben gekend,
zijn geschokt over wat er met u gebeurd is.
Het is vreselijk met u afgelopen.
U bent voor altijd van de aardbodem verdwenen."
Gods woorden over Sidon
20 De Heer zei tegen mij: 21 "Mensenzoon, ga met je gezicht in de richting van de stad Sidon staan en profeteer ertegen. 22 Zeg: Dit zegt de Heer: Pas maar op, Sidon! Ik zal je laten zien hoe machtig Ik ben. Ik ga je straffen. Ik zal je laten zien wie Ik ben. Dan zul je beseffen dat Ik de Heer ben. 23 Ik zal de pest in de stad laten komen. Er zal bloed vloeien in de straten. De mensen zullen door het zwaard worden gedood. De strijd zal van alle kanten op hen afkomen. Ze zullen beseffen dat Ik de Heer ben."
Israël zal weer in vrede kunnen wonen
24 De Heer zei: "Het volk Israël had altijd last van de landen er omheen, zoals je last hebt van dorens en distels. Maar dat zal voorbij zijn. Israël zal geen last meer hebben van de landen die het altijd beroofden. Israël zal beseffen dat Ik de Heer ben.
25 Dit zegt de Heer: Ik zal het volk Israël weer verzamelen uit de landen waar ze wonen. Dan zal Ik hun laten zien hoe machtig Ik ben. Ze zullen weer in hun eigen land wonen, het land dat Ik aan mijn dienaar Jakob heb gegeven. 26 Daar zullen ze veilig wonen. Ze zullen er huizen bouwen en wijngaarden planten. Ja, ze zullen er veilig wonen, want Ik zal alle volken om hen heen straffen omdat ze Israël hebben beroofd. Mijn volk zal beseffen dat Ik hun Heer God ben."
17 Doordat Abraham God geloofde, heeft hij gehoorzaam zijn zoon Izaäk op het altaar gelegd om hem te offeren. God wilde hem zo op de proef stellen. 18 Want Hij had Abraham beloofd dat Izaäk het begin van een grote familie zou zijn. En toch durfde Abraham gehoorzaam zijn enige zoon te offeren. Hij had bedacht dat God Izaäk zelfs weer levend zou kunnen maken. 19 Zo heeft hij hem ook als het ware uit de dood terug gekregen.[a]
20 Doordat Izaäk God geloofde, heeft hij aan Jakob en Ezau zijn zegen voor de toekomst gegeven.
21 Doordat Jakob God geloofde, heeft hij vlak voordat hij stierf de twee zonen van Jozef gezegend en heeft hij God aanbeden, terwijl hij op zijn staf leunde.
22 Doordat Jozef God geloofde, heeft hij aan het einde van zijn leven gesproken over het vertrek van het volk Israël uit Egypte. En hij gaf opdracht wat de mensen dan met zijn lichaam moesten doen.
23 Doordat Mozes' ouders God geloofden, hebben zij Mozes na zijn geboorte drie maanden lang verborgen omdat hij een mooi kind was. Ze zijn dus niet bang geweest voor het bevel van de farao dat alle jongetjes gedood moesten worden.
24 Doordat Mozes God geloofde, heeft hij toen hij volwassen was geworden, geweigerd nog langer als 'zoon van farao's dochter' te leven. 25 Hij wilde liever samen met Gods volk slecht behandeld worden. Dat vond hij beter dan tijdelijk genieten van een leven zonder God. 26 Hij vond het meer waard om te lijden voor Christus dan om te genieten van de rijkdom van Egypte. Want hij wist dat hij daarvoor beloond zou worden.
27 Doordat hij God geloofde, heeft hij Egypte verlaten zonder bang te zijn voor de wraak van de farao. Want hij had een rotsvast vertrouwen op God. Het was alsof hij God, die niet te zien is, kon zien.
28 Doordat hij God geloofde, heeft hij het volk het Paasfeest laten vieren. Hij heeft ervoor gezorgd dat ze het bloed van het lam op de deurposten smeerden. Want dan zou de doods-engel hun oudste zonen niet doden.
29 Doordat ze God geloofden, zijn ze door de Rode Zee getrokken alsof het droog land was. Maar de Egyptenaren die dat ook probeerden, verdronken allemaal.
30 Doordat het volk God geloofde, zijn de muren van Jericho ingestort nadat het volk er zeven dagen lang omheen getrokken was.
31 Doordat de hoer Rachab God geloofde, bleef zij in leven toen verder iedereen van de stad Jericho gedood werd. Ze werd gered omdat ze de spionnen had beschermd.
Psalm 111
1 Halleluja! Ik zal de Heer van harte prijzen.
Ik prijs Hem wanneer de mensen die van Hem houden
naar de bijeenkomst komen.
2 De Heer doet geweldige dingen.
De mensen die daarvan genieten, denken er steeds aan.
3 Aan alles wat Hij doet is te zien hoe machtig Hij is.
Hij is altijd rechtvaardig, voor eeuwig.
4 Hij zorgt ervoor dat niemand zijn wonderen vergeet.
Hij is goed en liefdevol voor de mensen.
5 De mensen die ontzag voor Hem hebben
geeft Hij altijd genoeg te eten.
Hij houdt Zich voor eeuwig aan zijn verbond.
6 Hij liet zijn volk zien hoe machtig Hij is:
Hij gaf de landen van andere volken aan zijn eigen volk.
7 Alles wat Hij doet, is goed en rechtvaardig.
Alles wat Hij zegt, is te vertrouwen.
8 Zijn wetten gelden voor eeuwig.
Ze zijn goed en rechtvaardig.
9 Hij heeft zijn volk gered.
Hij heeft met hen een eeuwig verbond gesloten.
Hij is indrukwekkend en heilig.
10 Als je wijs wil worden, heb dan ontzag voor de Heer.
Dat is het begin van alle wijsheid.
De Heer moet voor eeuwig geprezen worden.
15 Een druppelend lek op een dag dat het stortregent is net zo erg
als een vrouw die altijd ruzie zoekt.
16 Haar stilhouden is net zo moeilijk als de wind tegenhouden.
Het is net zo onmogelijk als de geur verbergen van parfum aan je hand.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016