Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

The Daily Audio Bible

This reading plan is provided by Brian Hardin from Daily Audio Bible.
Duration: 731 days

Today's audio is from the NLT. Switch to the NLT to read along with the audio.

BasisBijbel (BB)
Version
Ezechiël 33-34

Ezechiël moet waken over Israël

33 De Heer zei tegen mij: "Mensenzoon, zeg tegen de mensen van je volk: Als er een oorlog dreigt, zetten de mensen een wachtpost neer. Als hij het leger van de vijand ziet komen, blaast hij op de ramshoorn om de mensen te waarschuwen. Stel dat iemand het alarmsignaal wel hoort, maar zich er niets van aantrekt. Als hij dan door de vijand gedood wordt, zal dat zijn eigen schuld zijn. Want hij heeft het alarmsignaal wel gehoord, maar hij heeft zich er niets van aangetrokken. Het is zijn eigen schuld dat hij wordt gedood. Als hij wel naar de waarschuwing had geluisterd, zou hij in leven gebleven zijn. Maar als de wachtpost het leger van de vijand wel ziet komen, maar hij blaast niet op de ramshoorn, dan worden de mensen niet gewaarschuwd. Als er daardoor mensen worden gedood, dan zijn ze wel vanwege hun eigen slechtheid gedood, maar het is de schuld van de wachtpost dat ze zijn gedood. De wachtpost is verantwoordelijk voor hun dood.

Mensenzoon, jij bent de wachtpost die Ik voor het volk Israël heb neergezet. Met wat Ik tegen jou zeg, moet jij de mensen waarschuwen. Als Ik tegen slechte mensen zeg: 'Jullie zijn slecht. Daarom zal Ik jullie doden', dan moet jij hen waarschuwen dat ze in gevaar zijn. Als je dat niet doet, zullen zij wel vanwege hun eigen slechtheid sterven, maar het zal jouw schuld zijn dat ze zijn gedood. Jij zal daarvoor verantwoordelijk zijn. Maar stel dat jij een slecht mens wel waarschuwt voor wat hij doet, maar hij weigert te veranderen. Dan zal het zijn eigen schuld zijn als hij vanwege zijn slechtheid wordt gedood. Jij bent dan niet schuldig aan zijn dood."

God beoordeelt ieder mens naar wat hij gedaan heeft

10 "Mensenzoon, zeg tegen het volk Israël: Jullie zeggen: 'Het is onze eigen schuld dat het zo slecht met ons gaat. Want we hebben slechte dingen gedaan en daar worden we nu zwaar voor gestraft. Maar hoe kunnen we zo in leven blijven?' 11 Maar Ik zweer bij Mijzelf dat Ik niet blij ben als slechte mensen sterven. Ik heb veel liever dat ze veranderen en dat ze daardoor blijven leven. Houd dus op met de slechte dingen die jullie doen en kom bij Mij terug. Want Ik wil niet dat jullie sterven, volk van Israël.

12 Mensenzoon, zeg tegen de mensen van je volk: Stel dat iemand eerst leeft zoals Ik het wil, maar later slechte dingen gaat doen. Dan zal hij niet worden gered door de goede dingen die hij eerst heeft gedaan. En stel dat iemand eerst slechte dingen doet, maar daarmee ophoudt en gaat leven zoals Ik het wil. Dan zal hij niet worden gedood voor de slechte dingen die hij eerst heeft gedaan.

13 Stel dat Ik zeg tegen iemand die leeft zoals Ik het wil, dat hij in leven zal blijven. En stel dat hij daarop gaat vertrouwen. Stel dat hij denkt slechte dingen te kunnen doen omdat Ik hem beloofd heb dat hij zal blijven leven. Dan zal hij toch sterven, omdat hij slechte dingen is gaan doen.

14 En stel dat Ik tegen een slecht mens zeg dat Ik hem zal doden. En stel dat hij verandert en gaat leven zoals Ik het wil, 15 (hij geeft terug wat hij heeft geleend of wat hij heeft gestolen, hij gaat leven volgens de wetten en leefregels die Ik heb gegeven en hij doet geen slechte dingen meer) dan zal hij in leven blijven. 16 Ik zal niet meer denken aan de slechte dingen die hij eerst heeft gedaan. Hij zal niet langer schuldig zijn. Want hij is gaan leven zoals Ik het wil. Daarom zal hij blijven leven.

17 De mensen van je volk zeggen: 'De Heer doet het verkeerd.' Maar zij doen zélf verkeerd! 18 Als iemand die eerst leefde zoals Ik het wil, verandert en slechte dingen gaat doen, dan zal hij daardoor sterven. 19 Maar als een slecht mens verandert en gaat leven zoals Ik het wil, dan zal hij daarom in leven blijven. 20 Jullie zeggen nog steeds: 'De Heer doet het verkeerd.' Maar omdat júllie verkeerd doen, zal Ik over jullie rechtspreken. Ik zal ieder van jullie oordelen naar wat hij doet, volk van Israël."

Jeruzalem is verwoest

21 In het twaalfde jaar dat we als gevangenen in Babylonië woonden, kwam er op de vijfde dag van de tiende maand een vluchteling uit Jeruzalem naar mij toe. Hij kwam met het bericht: 'Jeruzalem is veroverd en verwoest!' 22 De avond voordat deze man naar mij toe kwam, was de Geest van God over mij gekomen. Vanaf dat moment kon ik weer spreken, want tot dan toe kon ik dat niet. Dus toen deze man 's morgens kwam, kon ik weer spreken.[a]

Het land zal nog verder verwoest worden

23 En de Heer zei tegen mij: 24 "Mensenzoon, de bewoners van de verwoeste steden van Israël zeggen: 'Abraham was maar alleen, en toch bezat hij het hele land. Nu zijn wij een groot volk. Daarom hebben wij nu helemáál recht op dit hele land.' 25 Zeg tegen hen: Dit zegt de Heer: Jullie eten vlees waar het bloed nog in zit.[b] Jullie aanbidden walgelijke afgoden en doden onschuldige mensen. Zouden jullie het land dan mogen houden? 26 Jullie vertrouwen op je zwaard in plaats van op Mij. Jullie doen vreselijke dingen. Jullie gaan naar bed met de vrouw van iemand anders. Zouden jullie het land dan mogen houden? 27 Ik zweer bij Mijzelf: de mensen die in deze puinhopen blijven wonen, zullen door het zwaard worden gedood. En de mensen die op het open veld gaan wonen, zullen door de wilde dieren worden opgegeten. En de mensen die zich in grotten en holen verbergen, zullen aan de pest sterven. 28 Ik zal het land verwoesten. Al zijn pracht en macht waar het zo trots op was, zal Ik vernietigen. De bergen van Israël zullen een wildernis worden waar niemand meer komt. 29 Ik zal het hele land verwoesten, omdat jullie er vreselijke dingen hebben gedaan. Dan zullen jullie beseffen dat Ik de Heer ben."

De mensen willen niets doen met de waarschuwingen van Ezechiël

30 De Heer zei: "Mensenzoon, de mensen van je volk praten over jou op de muren en bij de deuren van hun huizen. De één zegt tegen de ander: 'Ga je mee om te horen wat de Heer nu weer tegen hem heeft gezegd?' 31 En ze komen in grote aantallen naar je toe. Ze gaan bij je zitten luisteren, maar zonder er iets mee te doen. Ze zeggen vriendelijke dingen, maar intussen zitten ze te bedenken hoe ze zo rijk mogelijk kunnen worden. 32 Ze vinden je woorden prachtig. Ze luisteren ernaar zoals je luistert naar iemand die een mooi liefdeslied zingt en mooie muziek maakt. Ze luisteren, maar ze doen er niets mee! 33 Maar wanneer gebeurt wat je hebt gezegd – en het staat vast dat het zal gebeuren! – zullen ze beseffen dat er een echte profeet bij hen heeft gewoond."

De slechte herders en de goede Herder

34 De Heer zei tegen mij: "Mensenzoon, profeteer tegen de herders van het volk Israël.[c] Zeg tegen hen: Dit zegt de Heer: Pas maar op, herders van Israël! De herders moeten toch voor de schapen zorgen? Maar jullie zorgen alleen maar voor jezelf! Jullie drinken de vette melk van de schapen. Jullie dragen kleren van de wol. Jullie eten de beste dieren op. Maar jullie zorgen niet voor ze. De zwakke schapen verzorgen jullie niet. De zieke schapen genezen jullie niet. De gewonde schapen verbinden jullie niet. De afgedwaalde schapen verzamelen jullie niet. De zoekgeraakte schapen zoeken jullie niet.[d] Nee, jullie zijn slecht en wreed voor jullie schapen. Ze raken verspreid en dwalen rond. Want er is geen herder die op hen past. Ze worden een prooi van de wilde dieren doordat ze de kudde kwijtraken. Mijn schapen dwalen rond op de bergen en de heuvels. Ze zijn over de hele aarde verspreid geraakt. Er is niemand die om ze geeft, niemand die naar ze zoekt.

Luister daarom, herders, naar wat de Heer zegt. Mijn schapen zijn een prooi geworden van de wilde dieren en worden opgegeten. Dat komt doordat er geen herder is. Want mijn herders zorgen niet voor de schapen. Ze zorgen alleen maar voor zichzelf. Luister naar wat Ik zeg, herders! 10 Ik zweer bij Mijzelf: Ik zal die herders daarvoor straffen! Ik eis mijn schapen van hen terug. Ik zal een einde maken aan hun manier van hoeden. Ik zal mijn schapen redden. Ik wil niet dat ze nog langer door hun herders mishandeld, verwaarloosd en opgegeten worden. 11 Ik zal Zelf naar mijn schapen gaan zoeken en voor ze zorgen. 12 Zoals een herder voor zijn schapen zorgt, zo zal Ik Zelf als een herder voor mijn kudde zorgen. De afgedwaalde schapen zal Ik gaan zoeken. De zoekgeraakte schapen zal Ik terugbrengen van de plaatsen waar ze op een kwade dag terecht gekomen zijn. Dat zal gebeuren op de dag van zware wolken en dikke duisternis.[e] 13 Ik zal ze ophalen uit de landen waar ze terecht gekomen zijn. Ik zal ze verzamelen en naar hun eigen land terugbrengen. Ik zal ze laten grazen op de bergen van Israël, langs de beken en in de graslanden. 14 Ik zal op de bergen en heuvels van Israël een goede plek voor ze zoeken met veel gras. Ze zullen rustig kunnen eten zoveel als ze willen. 15 Ik zal Zelf voor ze zorgen en ze een veilige, goede plek geven, zegt de Heer. 16 Afgedwaalde schapen zal Ik zoeken. Zoekgeraakte schapen zal Ik ophalen. Gewonde schapen zal Ik verbinden. Zieke schapen zal Ik verzorgen."

God zal opkomen voor de zwakke mensen van zijn volk

De Heer zei: "Maar Ik zal afrekenen met de dikke, sterke schapen[f] die de andere schapen verdringen. Ik zal ze streng straffen. Ik zal voor de schapen zorgen zoals het hoort. 17 Ik zal rechtspreken tussen de schapen onderling, en tussen de schapen en de bokken.[g] 18 Is het niet erg genoeg dat jullie de beste graslanden afgrazen? Moeten jullie ook nog de rest van het gras met jullie hoeven vertrappen? Is het niet erg genoeg dat jullie het heldere water zelf opdrinken? Moeten jullie ook nog wat overblijft met jullie hoeven troebel maken? 19 Moeten mijn schapen dan gras eten dat door jullie is vertrapt? Moeten ze dan water drinken dat door jullie troebel is gemaakt?

20 Daarom, zegt de Heer, zal Ik rechtspreken tussen de sterke en de zwakke schapen, tussen de vette en de magere schapen. 21 Want jullie duwen met jullie dikke lijven de zwakke schapen opzij. Jullie stoten ze met jullie horens aan de kant. Zo jagen jullie ze weg. 22 Maar Ik zal mijn schapen redden, zodat ze niet langer jullie slachtoffer zullen zijn. Ik zal rechtspreken over alle schapen. 23 Dan zal Ik één Herder over hen allemaal aanwijzen. Hij zal ze hoeden. Dat zal mijn dienaar David zijn.[h] Hij zal voor ze zorgen en hun Herder zijn. 24 Ik zal hun God zijn en mijn dienaar David zal hun Koning zijn. Ik, de Heer, zal doen wat Ik heb gezegd. 25 En Ik zal met hen een verbond sluiten waardoor ze in vrede kunnen leven. En Ik zal ervoor zorgen dat er geen wilde dieren meer in het land zijn. Zo kunnen ze veilig wonen en slapen, zelfs in de wildernis en in de bossen. 26 Alles op mijn heuvel zal voor hen zijn, en het zal goed met hen gaan. Ik zal op tijd regen geven, heerlijk zachte regenbuien in de regentijd. 27 De bomen en de akkers zullen grote oogsten geven. De schapen zullen veilig in het land kunnen leven. Ik zal hen redden uit de macht van hen die hen slecht behandelen. Dan zullen ze beseffen dat Ik de Heer ben. 28 Ze zullen niet langer een prooi van de andere volken zijn. De wilde dieren zullen hen niet langer opeten. Maar ze zullen veilig wonen, zonder dat iemand hen opschrikt. 29 Er zullen zulke grote oogsten zijn, dat iedereen erover praat. Niemand zal nog sterven van de honger. Geen volk zal hen nog uitlachen. 30 Ze zullen beseffen dat Ik, hun Heer God, met hen ben en dat zij mijn volk zijn, zegt de Heer. 31 Jullie zijn mijn schapen, de mensen voor wie Ik zorg. Jullie zijn mijn volk en Ik ben jullie God, zegt de Heer."

Hebreeën 13

Goede raad

13 Broeders en zusters, houd altijd van elkaar.[a] Vergeet niet om gastvrij te zijn. Want sommige mensen hebben engelen op bezoek gehad, zonder dat ze het wisten.[b] Denk aan de gevangenen, alsof jullie zelf met hen gevangen zaten. Denk aan de mensen die worden mishandeld. Vergeet niet dat jullie hetzelfde kan overkomen! Denk eraan dat het huwelijk iets heel kostbaars is. Ga hierin dus goed met elkaar om en wees niet ontrouw aan je eigen man of vrouw. Want God zal de mensen straffen die hierin verkeerde dingen doen. Wees niet hebzuchtig, maar wees tevreden met wat jullie hebben. Want God heeft gezegd: "Ik zal je nooit in de steek laten. Ik zal je nooit verlaten." Daarom kunnen we vol vertrouwen zeggen: "De Heer zal mij altijd helpen. Daarom hoef ik nooit bang te zijn voor wat mensen mij kunnen aandoen." Zorg goed voor jullie leiders in de gemeente, want zij hebben jullie Gods woord geleerd. Let goed op hoe ze leven en neem hun geloof als voorbeeld voor jezelf.

Jezus Christus is gisteren, vandaag en voor eeuwig Dezelfde.

Houd vast aan het geloof

Geloof niet allerlei vreemde dingen die mensen jullie willen leren. Want jullie moeten vertrouwen op Gods liefdevolle goedheid, niet op allerlei regels die met het eten te maken hebben. Want de mensen die op zulke regels vertrouwden, hebben daar helemaal niets aan gehad.[c] 10 Wij hebben een nieuw altaar.[d] De mensen die God nog volgens de oude regels dienen, mogen niet eten van het offer op dat nieuwe altaar. 11 Volgens de oude regels wordt eerst een dier geslacht als offer voor de ongehoorzaamheid van de mensen. Daarna wordt het bloed van dat dier door de hogepriester in het heiligdom gebracht. Maar het lichaam van het dier wordt buiten de stad verbrand. 12 Daarom heeft Jezus ook buiten de stad geleden aan het kruis. Door zijn bloed mogen de mensen bij God horen. 13 En omdat Hij buiten de stad leed, moeten ook wij naar Hem toegaan, de stad uit,[e] en samen met Hem lijden. 14 Want we hebben hier geen eigen stad, maar we kijken uit naar de stad die nog zal komen.[f]

Slot

15 Laten we Hem dus aldoor prijzen. Onze woorden van dankbaarheid en van geloof zijn ons offer aan Hem in wie wij geloven. 16 Verder brengen we Hem offers door vriendelijk, gul en goed te zijn voor andere mensen. Dat zijn offers waar God blij mee is.

17 Gehoorzaam de leiders in jullie gemeente. Want zij moeten ervoor zorgen dat het goed met jullie gaat. Zij zijn verantwoordelijk voor wat ze voor jullie hebben gedaan. Zorg ervoor dat ze jullie met blijdschap kunnen leiden, en niet met veel gezucht omdat jullie niet willen luisteren. Want als jullie niet naar hen luisteren, heeft het geen zin wat ze doen.

18 Bid voor ons. Wij geloven dat we een goed geweten hebben, want we doen altijd ons best om in alles het goede te doen. 19 Ik vraag jullie dringend om voor ons te bidden. Want dan zal ik eerder bij jullie terug kunnen komen.

20 God is de God van vrede. Hij heeft de Heer Jezus, de grote Herder van de schapen, uit de dood teruggeroepen. Hij deed dat vanwege het bloed waarmee Hij een eeuwig verbond sloot.[g] 21 Ik bid dat deze God jullie geschikt zal maken om alles te doen wat Hij van jullie vraagt. Hij zal door middel van Jezus Christus in jullie werken. Alle eer is voor Hem, voor eeuwig. Amen! Zo is het!

22 Ik moedig jullie aan, broeders en zusters, om goed te luisteren naar wat ik jullie heb geschreven. Ik heb geprobeerd het zo kort mogelijk te houden.

23 Weten jullie al dat broeder Timoteüs is vrijgelaten? Als hij snel hier is, zullen we samen naar jullie reizen. 24 Doe aan al jullie leiders in de gemeente de groeten van ons, en ook aan alle gelovigen. De broeders en zusters in Italië doen jullie de groeten. 25 Ik bid dat God in alles goed voor jullie zal zijn.

Psalmen 115

Psalm 115

Niet wij, Heer, moeten worden geprezen,
maar U alleen, want U bent goed en trouw.
Waarom zouden de volken die U niet kennen, zeggen:
"Waar is hun God dan?"
Onze God is in de hemel.
Wat Híj wil, gebeurt.
De goden van de volken zijn van zilver en goud.
Ze zijn door mensen gemaakt.
Ze hebben een mond, maar spreken niet.
Ze hebben ogen, maar zien niet.
Ze hebben oren, maar horen niet.
Ze hebben een neus, maar ruiken niet.
Hun handen voelen niet.
Hun voeten lopen niet.
Hun keel maakt geen geluid.
De mensen die hen maakten en op hen vertrouwden,
zijn nét zo machteloos als zij.
Israël, vertrouw jij maar op de Heer!
Hij beschermt je als een schild.
Hij is je Redder.
10 Priesters, vertrouw op de Heer.
Hij beschermt jullie als een schild.
Hij is jullie Redder.
11 Jullie die ontzag voor de Heer hebben,
vertrouw op de Heer.
Hij beschermt jullie als een schild.
Hij is jullie Redder.
12 De Heer heeft aan ons gedacht.
Hij zal goed voor ons zijn.
Hij zal goed zijn voor het volk Israël.
Hij zal goed zijn voor de priesters.
13 Hij zal goed zijn voor de mensen
die diep ontzag voor Hem hebben,
arm en rijk.
14 De Heer zal goed voor jullie zijn
en voor jullie kinderen.
15 De Heer die de hemel en aarde gemaakt heeft,
zal voor altijd goed voor jullie zijn.
16 De hemel is van de Heer,
maar de aarde heeft Hij aan de mensen gegeven.
17 Niet de doden zullen de Heer prijzen.
Niemand die in de stilte van het graf ligt, zal de Heer nog prijzen.
18 Maar wij, wij zullen de Heer prijzen,
nu en voor eeuwig. Halleluja!

Spreuken 27:21-22

21 In de smelt-oven blijkt wat het zilver en het goud waard zijn.
Wat een mens waard is, blijkt uit wat anderen over hem zeggen.

22 Al leg je een dwaas mens in een vijzel
en stamp je hem, samen met de graankorrels,
de dwaasheid stamp je er niet uit.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016