The Daily Audio Bible
Today's audio is from the CSB. Switch to the CSB to read along with the audio.
18 Kaleb, de zoon van Hezron, trouwde met Azuba. Ze kregen een zoon: Jeriot. Jeriot kreeg zonen: Jeser, Sobab en Ardon. 19 Toen Azuba stierf, trouwde Kaleb met Efrat. Ze kregen een zoon: Hur. 20 Hur kreeg een zoon: Uri. Uri kreeg een zoon: Bezaleël.
21 Toen Hezron 60 jaar was, trouwde hij met de dochter van Machir (die vader werd van Gilead)[a] Ze kregen een zoon: Segub. 22 Segub kreeg een zoon: Jaïr. Jaïr bezat 23 dorpen in het land Gilead. 23 Maar later veroverden Gesur en Aram de dorpen van Jaïr. Ook veroverden ze Kenat met de dorpen die daarbij hoorden. Dat waren 60 dorpen. Die waren allemaal van Machir, de vader van Gilead. 24 Maar toen Hezron al gestorven was (in Kaleb-Efrata), kreeg zijn vrouw Abia alsnog Hezrons zoon: Ashur (die vader werd van Tekoa).
25 Jerameël, de oudste zoon van Hezron, kreeg zonen: zijn oudste zoon Ram, verder Buna, Oren, Ozem en Ahia. 26 Jerameël had een bijvrouw, die Atara heette. Zij kreeg een zoon: Onam.
27 Ram, de oudste zoon van Jerameël, kreeg zonen: Maäz, Jamin en Eker. 28 De zonen van Onam waren: Sammai en Jada. De zonen van Sammai waren: Nadab en Abisur.
29 Abisur trouwde met Abichaïl. Hun zonen waren: Achban en Molid. 30 De zonen van Nadab waren: Seled en Appaïm. Seled kreeg geen kinderen. 31 De zoon van Appaïm was Jiseï. De zoon van Jiseï was Sesan. De zoon van Sesan was Alai.
32 De zonen van Jada, de broer van Sammai, waren: Jeter en Jonatan. Jeter kreeg geen kinderen. 33 De zonen van Jonatan waren: Pelet en Zaza. Dit zijn de kleinzonen van Jerameël.
34 Sesan had geen zonen, maar alleen dochters. Sesan had een Egyptische dienaar, die Jara heette. 35 Sesan liet zijn dochter met zijn dienaar Jara trouwen. Hun zoon heette Attai. 36 Attai kreeg een zoon: Natan. Natan kreeg een zoon: Zabad. 37 Zabad kreeg een zoon: Eflal. Eflal kreeg een zoon: Obed. 38 Obed kreeg een zoon: Jehu. Jehu kreeg een zoon: Azarja. 39 Azarja kreeg een zoon: Helez. Helez kreeg een zoon: Elasa. 40 Elasa kreeg een zoon: Sismai. Sismai kreeg een zoon: Sallum. 41 Sallum kreeg een zoon: Jekamja. Jekamja kreeg een zoon: Elisama.
42 Kaleb, de broer van Jerameël, kreeg zonen: zijn oudste zoon Mesa (die vader werd van Zif), en Maresa (die vader werd van Hebron).
43 De zonen van Hebron waren: Korach, Tappuach, Rekem en Sema. 44 Sema kreeg een zoon: Racham (die vader werd van Jorkeam). Rekem kreeg een zoon: Sammai. 45 De zoon van Sammai was Maon (die vader werd van Bet-Zur).
46 Kaleb had een bijvrouw, Efa. Zij kreeg zonen: Haran, Moza en Gazez. Haran kreeg een zoon: Gazez. 47 De zonen van Jedai waren: Regem, Jotam, Gesan, Pelet, Efa en Saäf. 48 Kalebs andere bijvrouw Maächa kreeg ook zonen: Seber en Tirchana. 49 Verder kreeg ze Saäf (die vader werd van Madmanna), Seva (die vader werd van Machbena en Gibea). Kaleb had ook een dochter: Achsa.
50 Dit zijn nog meer zonen van Kaleb en Efrata: Efrata's oudste zoon Hur kreeg zonen: Sobal (die vader werd van Kirjat-Jearim), 51 Salma (die vader werd van Betlehem), en Haref (die vader werd van Bet-Gader). 52 Van Sobal, de vader van Kirjat-Jearim, stamde de bevolking van Haroë af en de helft van de bewoners van Menuchot. 53 Uit Kirjat-Jearim ontstonden de families van Jeter, Put, Suma en Misra. En uit hen ontstonden de families van Sora en Estaol.
54 Van Salma stammen de families van Betlehem, Netofa en Atrot-Bet-Joab af. Verder de andere helft van de bewoners van Menuchat, de Zorieten 55 en in Jabes de families waarvan de mannen schrijver waren.[b] Dat waren de families van Tira, Simea en Suka. Zij waren Kenieten[c] uit de familie van Hammat, van wie ook de familie van Rechab afstamt.
De familie van David
3 Dit waren de zonen van David die in Hebron werden geboren:
De oudste zoon was Amnon. Zijn moeder was Ahinoam uit Jizreël.
De tweede zoon was Daniël. Zijn moeder was Abigaïl uit Karmel.
2 De derde zoon was Absalom. Zijn moeder was Maächa, een dochter van koning Talmai van Gesur.
De vierde zoon was Adonia. Zijn moeder was Haggit.
3 De vijfde zoon was Sefatja. Zijn moeder was Abital.
De zesde zoon was Jitream. Zijn moeder was Egla, een andere vrouw van David.
4 David regeerde zeven jaar en zes maanden in Hebron. In die tijd kreeg hij zes zonen. Daarna regeerde hij 33 jaar in Jeruzalem. 5 In Jeruzalem kreeg hij vier zonen: Simea, Sobab, Natan en Salomo. De moeder van deze vier zonen was Batseba, de dochter van Ammiël.
6 Verder kreeg hij nog negen zonen: Jibhar, Elisama, Elifelet, 7 Noga, Nefeg, Jafia, 8 Elisama, Eljada, Elifelet. 9 In deze lijst zijn de zonen van zijn bijvrouwen[d] niet opgenoemd. Hij kreeg ook een dochter: Tamar.
10 De zoon van Salomo was Rehabeam. Zijn zoon was Abiam. Zijn zoon was Asa. Zijn zoon was Josafat. 11 Zijn zoon was Joram. Zijn zoon was Ahazia. Zijn zoon was Joas. 12 Zijn zoon was Amazia. Zijn zoon was Azarja (= Uzzia). Zijn zoon was Jotam. 13 Zijn zoon was Achaz. Zijn zoon was Hizkia. Zijn zoon was Manasse. 14 Zijn zoon was Amon. Zijn zoon was Josia. 15 De zonen van Josia waren: de oudste zoon Johanan, de tweede zoon Jojakim, de derde zoon Zedekia, de vierde zoon Sallum. 16 De zonen van Jojakim waren: Jojachin (= Jechonja) en Zedekia.
17 De zoon van Jojachin was Assir. Assirs zonen waren: Sealtiël, 18 Malkiram, Pedaja, Sennazar, Jekamja, Hosama en Nedabja. 19 De zonen van Pedaja waren: Zerubbabel[e] en Simeï. De zonen van Zerubbabel waren: Mesullam en Hananja. Zijn dochter was Selomit. 20 Zerubbabel had nog vijf zonen: Hasuba, Ohel, Berechja, Hasadja, Jusab-Hesed. 21 De zonen van Hananja waren: Pelatja en Jesaja. Zijn zoon was Refaja. Zijn zoon was Arnan. Zijn zoon was Obadja. Zijn zoon was Sechanja. 22 Sechanja kreeg een zoon: Semaja. Semaja kreeg zes zonen: Hattus, Jigeal, Baria, Nearja, Safat en nog een zoon. 23 Nearja kreeg drie zonen: Eljoënai, Hizkia en Azrikam. 24 Eljoënai kreeg zeven zonen: Hodajeva, Eljasib, Pelaja, Akkub, Johanan, Delaja en Anani.
De rest van de stam van Juda
4 De zonen van Juda waren: Perez, Hezron, Karmi, Hur en Sobal. 2 Sobals zoon Reaja kreeg een zoon: Jahat. Jahat kreeg zonen: Ahumai en Lahad. Deze families werden de Zoratieten genoemd.
3 Hur was de oudste zoon van Juda en Efrata. Hij kreeg zonen: Etam en Betlehem. De zonen van Etam waren: Jizreël, Jisma en Jidbas. Hun zus heette Hazzelelponi. 4 Verder Pnuël (die vader werd van Gedor) en Ezer (die vader werd van Husa).
De beschuldigingen tegen Paulus
24 Vijf dagen later kwam de hogepriester Ananias aan. Hij had een paar van de leiders bij zich en een aanklager, Tertullus. Ze kwamen Felix vertellen waar ze Paulus van beschuldigden. 2 Toen Paulus was geroepen, begon Tertullus zijn beschuldiging. Hij zei: 3 "Zeer geëerde Felix, wij zijn u erg dankbaar. Want dankzij u hebben we grote vrede. En uw regering heeft verbeteringen voor ons volk gebracht. 4 Maar we willen u niet te lang storen. U staat bekend als een vriendelijk mens. Daarom vraag ik u om even naar ons te willen luisteren. 5 Wij hebben gemerkt dat deze man een pest is. Hij veroorzaakt opstanden onder alle Joden over de hele wereld. Hij is de belangrijkste leider van de sekte uit Nazaret. 6 Hij heeft ook geprobeerd om de tempel onrein te maken. Daarom hebben wij hem gevangen genomen. We wilden hem volgens de regels van onze wet veroordelen. 7 Maar commandant Lysias is tussenbeide gekomen en heeft hem met geweld meegenomen. 8 Hij beval dat de mensen die hem beschuldigen, naar u toe moesten gaan. Als u Paulus hierover verhoort, zult u zelf van hem kunnen horen dat deze beschuldigingen waar zijn." 9 En de Joden zeiden dat ze het hier helemaal mee eens waren.
Paulus verdedigt zich
10 Felix wenkte naar Paulus dat het zijn beurt was om iets te zeggen. Paulus zei: "Ik weet dat u al jarenlang rechter over dit volk bent. Daarom verdedig ik mijzelf met goede moed. 11 U kan zelf nagaan dat het pas twaalf dagen geleden is dat ik naar Jeruzalem ben gegaan. Ik wilde gaan aanbidden in de tempel. 12 Ze hebben mij niet in de tempel met iemand zien ruziemaken. Ze hebben me daar ook geen rel zien veroorzaken. Ook niet in de synagogen of ergens anders in de stad. 13 Ze kunnen niets bewijzen van de dingen waar ze mij van beschuldigen. 14 Maar ik geef toe dat ik inderdaad bij die 'weg' hoor die zij een sekte noemen. Want dat is de manier waarop ik de God van onze voorouders aanbid. Ik geloof alles wat er in de Boeken van Mozes en van de profeten staat. 15 Ik geloof en verwacht net als zij, dat goede én slechte mensen uit de dood zullen opstaan. 16 En ik doe erg mijn best om altijd een zuiver geweten te hebben voor God en voor de mensen.
17 Ik ben jarenlang niet in Jeruzalem geweest. En nu was ik gekomen om een geschenk te brengen aan de arme mensen van mijn volk. Ook wilde ik offers komen brengen in de tempel. 18 Een paar Joden uit Asia zagen mij in de tempel bezig met die offers. Ik was daar rustig bezig, zonder een rel of opstand. 19 Zíj zouden hier moeten staan en mij beschuldigen als ze iets tegen me zouden hebben. 20 En anders moeten déze mensen zeggen wat voor misdaad ik volgens hen heb begaan. Wat voor slechts hebben zij in mij gevonden toen ik voor hun Vergadering stond? 21 Ze kunnen maar één ding tegen mij hebben. Namelijk dat ik tegen de Vergadering heb geroepen: 'Ik moet vandaag terechtstaan omdat ik geloof dat de mensen uit de dood zullen opstaan!' "
Felix' beslissing
22 Maar Felix wist niet zoveel van deze 'weg'. Daarom stelde hij de rechtszitting uit en zei: "Ik wacht tot commandant Lysias hier is. Zodra ik er meer van weet, zal ik een beslissing over je nemen." 23 Hij gaf het bevel om Paulus gevangen te houden, maar minder streng. Ook mochten Paulus' vrienden niet tegengehouden worden als ze hem kwamen bezoeken of hem eten kwamen brengen.
24 Een paar dagen later kwam Felix weer, met zijn Joodse vrouw Drusilla. Hij liet Paulus roepen. Paulus moest hem vertellen over het geloof in Jezus Christus. 25 Maar Paulus sprak ook over rechtvaardigheid en zelfbeheersing, en dat God op een dag over de mensen zal rechtspreken. Toen werd Felix bang. Hij zei: "Voor vandaag is het wel even genoeg. Ga maar. Als ik weer eens tijd heb, laat ik je wel weer komen." 26 Tegelijk hoopte hij dat Paulus hem geld zou aanbieden om zichzelf vrij te kopen. Daarom liet hij hem telkens weer komen en sprak hij met hem.
27 Maar na twee jaar vertrok Felix. Hij werd opgevolgd door Porcius Festus. Felix wilde de Joden een plezier doen. Daarom liet hij Paulus in gevangenschap achter.
Psalm 4
1 Een lied van David. Voor de leider van het koor. Begeleiden met een snaarinstrument.
2 God, antwoord mij alstublieft als ik roep!
Want U komt voor mij op!
U redt me als ik in het nauw zit.
Heb medelijden met me!
Luister naar mijn gebed!
3 Hoelang blijven jullie me nog uitlachen?
Hoelang blijven jullie nog verlangen
naar dingen die eigenlijk niet belangrijk zijn?
4 Weet dat de Heer heel veel van mij houdt.
Hij luistert als ik Hem om hulp roep.
5 Heb ontzag voor God en wees Hem niet ongehoorzaam.
Denk na over wat er diep in je hart is
terwijl je 's nachts in bed ligt, en zwijg.
6 Breng aan de Heer de offers waar Hij van genieten kan
omdat je leeft zoals Hij het wil.
En vertrouw op Hem.
7 Veel mensen zeggen:
"Hoe zal het ooit weer goedkomen met ons?
Heer, zorg alstublieft weer voor ons!"
8 Maar Heer, U heeft míj heel gelukkig gemaakt.
Ik ben gelukkiger met U,
dan zij met hun grote oogsten van graan en wijn.
9 Ik kan in alle rust naar bed gaan en vredig in slaap vallen.
Want U alleen, Heer, zorgt ervoor dat ik veilig ben.
16 Door anderen om te kopen, kun je veel bereiken.
Het brengt je bij belangrijke mensen die je anders nooit te spreken zou krijgen.
17 In een rechtszaak lijkt degene die het eerst zijn verhaal mag doen, gelijk te hebben.
Maar dan komt de tweede met zijn verhaal en werpt daarmee nieuw licht op de zaak.
18 Door te loten kun je problemen oplossen en een einde maken aan ruzies.
Je kan er vechters mee uit elkaar halen.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016