Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

The Daily Audio Bible

This reading plan is provided by Brian Hardin from Daily Audio Bible.
Duration: 731 days

Today's audio is from the CSB. Switch to the CSB to read along with the audio.

BasisBijbel (BB)
Version
Nehemia 11:1-12:26

Namenlijsten van de bewoners van Jeruzalem

11 De leiders van het volk gingen in Jeruzalem wonen. De rest van de mensen lootte erover wie er in Jeruzalem zouden gaan wonen. Van elke tien mensen zou er één in Jeruzalem gaan wonen. De andere negen zouden in de andere steden gaan wonen. En de mensen prezen iedereen die vrijwillig in Jeruzalem ging wonen. In de steden van Juda woonden ook Israëlieten, priesters, Levieten, tempelknechten en de mensen die afstamden van Salomo's knechten. Zij hadden allemaal een eigen stuk grond in hun eigen stad. Hier volgen de namen van de leiders van de provincie Juda die in Jeruzalem gingen wonen.

Van de stam van Juda waren de leiders:

Ataja, de zoon van Uzzia, die een zoon was van Zacharja, die een zoon was van Amarja, die een zoon was van Sefatja, die een zoon was van Mahalaleël, uit de familie van Perez. Verder Maäseja, de zoon van Baruch, die een zoon was van Kolhoze, die een zoon was van Hazaja, die een zoon was van Adaja, die een zoon was van Jojarib, die een zoon was van Zacharia, uit de familie van Siloni. In totaal woonden er 468 mannen uit de familie van Perez in Jeruzalem, allemaal dappere mannen.

Van de stam van Benjamin: Sallu, de zoon van Mesullam, die een zoon was van Joëd, die een zoon was van Pedaja, die een zoon was van Kolaja, die een zoon was van Maäseja, die een zoon was van Itiël, die een zoon was van Jesaja. Verder nog Gabbai en Sallai met 928 anderen. Zij stonden onder leiding van Joël, de zoon van Zichri. Juda, de zoon van Senua, was plaatsvervangend hoofd over de stad.

10 De leiders van de priesters waren: Jedaja, de zoon van Jojarib, en Jachin. 11 Verder Seraja, die de leiding had over de tempel. Hij was een zoon van Hilkia, die een zoon was van Mesullam, die een zoon was van Zadok, die een zoon was van Merajot, die een zoon was van Ahitub. 12 Verder 822 priesters die in de tempel werkten. Verder Adaja, de zoon van Jeroham, die een zoon was van Pelalja, die een zoon was van Amzi, die een zoon was van Zacharia, die een zoon was van Pashur, die een zoon was van Malchia. 13 In zijn familie waren 242 familiehoofden. Verder Amassai, die een zoon was van Azareël, die een zoon was van Achzai, die een zoon was van Mesillemot, die een zoon was van Immer. 14 Verder nog 128 andere priesters, allemaal dappere mannen. Ze stonden onder leiding van Zabdiël, de zoon van Gedolim.

15 De leiders van de Levieten waren: Semaja, de zoon van Hassub, die een zoon was van Azrikam, die een zoon was van Hasabja, die een zoon was van Bunni. 16 Sabbetai en Jozabad hadden de leiding over de Levieten die buiten de tempel werkten. 17 Mattanja, de zoon van Micha, die een zoon was van Zabdi, die een zoon was van Asaf, was de leider van het koor. Hij was de voorzanger bij het gebed. Hij werd daarbij geholpen door Bakbukja en Abda, de zoon van Sammua, die een zoon was van Galal, die een zoon was van Jedutun. 18 In totaal woonden er 284 Levieten in Jeruzalem.

19 De leiders van de poortwachters waren: Akkub, Talmon en de andere mannen uit hun familie. Zij hielden de wacht bij de poorten. Er waren 172 poortwachters.

20 De rest van de Israëlieten, priesters en Levieten woonde in de andere steden in Juda. Ieder was gaan wonen in het gebied dat altijd van zijn familie was geweest.

21 De tempelknechten woonden op de heuvel Ofel. Ze stonden onder leiding van Ziha en Gispa.

22 Het hoofd van de Levieten in Jeruzalem was Uzzi, de zoon van Bani, die een zoon was van Hasabja, die een zoon was van Mattanja, die een zoon was van Micha, uit de familie van Asaf. De familie van Asaf deed dienst als zangers in de tempel van God. 23 De koning had bevolen dat ze elke dag zouden krijgen wat ze nodig hadden.

24 Petaja, de zoon van Mesezabeël, uit de familie van Zera, de zoon van Juda, gaf de koning van Perzië raad in alles wat met de Israëlieten te maken had.

De bewoonde steden in Juda

25 In de volgende steden en dorpen waren Judeeërs gaan wonen: in Kirjat-Arba en de dorpen die daarbij hoorden, Dibon en de dorpen die daarbij hoorden, Jekabzeël en de dorpen die daarbij hoorden, 26 Jesua, Molada, Bet-Pelet, 27 Hazar-Sual, Berseba en de dorpen die daarbij hoorden, 28 Ziklag, Mechona en de dorpen die daarbij hoorden, 29 En-Rimmon, Zora, Jarmut, 30 Zanoa, Adullam en de dorpen die daarbij hoorden, Lachis en de velden die daarbij hoorden en Azeka en de dorpen die daarbij hoorden. Ze gingen wonen in de dorpen en steden vanaf Berseba tot aan het Hinnomdal.

31 De mensen uit de stam van Benjamin gingen in de volgende steden en dorpen wonen: Geba, Michmas, Aja, Bet-El en alle dorpen die daarbij hoorden, 32 Anatot, Nob, Ananja, 33 Hazor, Rama, Gittaïm, 34 Hadid, Zeboïm, Neballat, 35 Lod, Ono en het Handwerkersdal.

36 Van de Levieten woonde een aantal in het gebied van de stam van Juda en een aantal in het gebied van de stam van Benjamin.

Namenlijst van de priesters en de Levieten

12 Dit zijn de namen van de priesters en Levieten die met Zerubbabel[a] de zoon van Sealtiël, en Jesua waren meegekomen naar Juda: Seraja, Jeremia, Ezra, Amarja, Malluch, Hattus, Sechanja, Rehum, Meremot, Iddo, Ginnetoi, Abia, Miamin, Maädja, Bilga, Semaja, Jojarib, Jedaja, Sallu, Amok, Hilkia en Jedaja. Zij waren de hoofden van de priesters in de tijd dat Jozua hogepriester was.

De namen van de Levieten waren: Jozua, Binnuï, Kadmiël, Serebja, Juda en Mattanja. Mattanja en zijn broers hadden de leiding over de zangkoren.

Bakbukja en Unni,[b] hun broeders, stonden bij de diensten tegenover hen.

10 De hogepriester Jesua kreeg een zoon: Jojakim. Jojakim kreeg een zoon: Eljasib. Eljasib kreeg een zoon: Jojada. 11 Jojada kreeg een zoon: Jonatan. Jonatan kreeg een zoon: Jaddua.

12 Dit zijn de namen van de familiehoofden van de priesters in de tijd dat Jojakim hogepriester was:

Meraja van de familie van Seraja.

Hananja van de familie van Jeremia.

13 Mesullam van de familie van Ezra.

Johanan van de familie van Amarja.

14 Jonatan van de familie van Melichu.

Josef van de familie van Sebanja.

15 Adna van de familie van Harim.

Helkai van de familie van Merajot.

16 Zacharia van de familie van Iddo.

Mesullam van de familie van Ginneton.

17 Zichri van de familie van Abia.

Piltai van de familie van Moadja uit de familie van Minjamin.

18 Sammua van de familie van Bilga.

Jonatan van de familie van Semaja.

19 Mattenai van de familie van Jojarib.

Uzzi van de familie van Jedaja.

20 Kallai van de familie van Sallai.

Heber van de familie van Amok.

21 Hasabja van de familie van Hilkia.

Netaneël van de familie van Jedaja.

22 In de tijd van Eljasib, Jojada, Johanan en Jaddua, werden de namen van de familiehoofden van de Levieten opgeschreven. De priesters werden ingeschreven in de tijd dat Darius koning van Perzië was. 23 De familiehoofden van de Levieten werden ingeschreven in het boek van de geschiedenis van Juda, tot de tijd van Johanan, de zoon van Eljasib. 24+25 Dit zijn de namen van de familiehoofden van de Levieten: Hasabja, Serebja, en Jesua, de zoon van Kadmiël. Tegenover hen stonden Mattanja, Bakbukja en Obadja. Zij vormden twee koren die samen de Heer prezen op de manier die David, de dienaar van God, had voorgeschreven.

Poortwachters waren Mesullam, Talmon en Akkub. Zij hielden de wacht bij de voorraadkamers in de poorten.

26 Dit waren tijdgenoten van Jojakim (de zoon van Jesua, die een zoon was van Jozadak) en van de bestuurder Nehemia en van de priester en wetgeleerde Ezra.

1 Corinthiërs 10:14-33

De maaltijd van de Heer

14 Daarom, lieve broeders en zusters, moeten jullie ver bij de afgoden vandaan blijven. 15 Jullie zijn toch verstandige mensen? Bedenk dan zelf of ik gelijk heb met wat ik zeg. 16 Door samen uit de wijnbeker te drinken waarvoor we God danken, worden we één met het bloed van Christus. Dat weten jullie. En door samen te eten van het brood dat we breken, worden we één met het lichaam van Christus.[a] Dat weten jullie óók. 17 Omdat we van één brood eten, zijn wij met elkaar verbonden tot één Lichaam. Het maakt niet uit met hoeveel we zijn. Want we eten immers allemaal van dat ene brood. 18 Zo is het toch ook bij het volk Israël. De priesters die van de offers eten, zijn verbonden met het altaar waarop dat offer gebracht is.

19 Wat wil ik hiermee zeggen? Dat een afgodenoffer iets betekent? Of dat een afgod een echte god is? 20 Nee, helemaal niet. Ik bedoel dat het offers zijn aan duivelse geesten, en niet aan God. En ik wil niet dat jullie iets met de duivelse geesten te maken hebben door van die offers te eten. 21 Jullie kunnen niet uit de wijnbeker van de Heer drinken, én uit de wijnbeker van de duivelse geesten. Jullie kunnen niet van de maaltijd van de Heer eten, én van de maaltijd van de duivelse geesten. 22 Of willen we de Heer boos maken? Zijn we soms sterker dan Hij?

Houd rekening met het geweten van je broeders en zusters

23 Alles mag, maar niet alles is nuttig. Alles mag, maar niet alles is goed voor een ander. 24 Denk niet alleen maar aan jezelf, maar denk vooral aan de anderen.

25 Jullie mogen alles eten wat op de vleesmarkt te koop is. Je hoeft niet, om je geweten gerust te stellen, eerst te vragen of het van een offer komt of niet. 26 Want alles op aarde is van de Heer. 27 Als je door een ongelovige wordt uitgenodigd om te komen eten, ga dan gerust. En je mag alles eten wat hij op tafel zet. Je hoeft niet eerst te vragen of het van een offer komt of niet. 28 Maar als iemand anders je waarschuwt: "Dat is offervlees," moet je het niet opeten. Laat het staan, uit respect voor die ander. Ook omdat het belangrijk is voor het geweten. 29 Ik bedoel nu niet je eigen geweten, maar het geweten van de persoon die jou waarschuwde.

Misschien vragen jullie: Maar waarom zou ik me moeten aanpassen aan het geweten van iemand anders? Mijn geweten hoeft toch niet door iemand anders beoordeeld te worden? 30 Als ik iets eet en God ervoor dank, mag iemand anders er toch niets slechts over zeggen?

31 Dat is wel waar, maar ik wil dat als jullie eten of drinken, of wat voor dingen dan ook doen, het altijd God moet eren. 32 Niets van wat je doet mag voor andere mensen een belemmering zijn voor het geloof in Jezus. Niet voor Joden, niet voor mensen van andere volken en niet voor de gelovigen. 33 Dat doe ik ook. Ik zoek altijd het beste voor andere mensen. Want het gaat niet om mijzelf, maar om de anderen. Want ik wil dat ze gered zullen worden. (lees verder)

Psalmen 34:11-22

11 Jonge leeuwen lijden soms honger.
Maar mensen die op de Heer vertrouwen, komen niets tekort.

12 Kinderen, luister naar mij.
Ik zal jullie leren wat diep ontzag voor de Heer is.
13 Houd je van het leven?
Wil je graag lang leven en gelukkig zijn?
14 Zorg er dan voor dat je geen verkeerde dingen zegt.
Vertel geen leugens.
15 Blijf bij het kwaad vandaan en doe het goede.
Doe je best om altijd de vrede te bewaren.
16 De Heer zorgt voor de mensen die leven zoals Hij het wil.
Hij luistert naar hen als ze Hem om hulp roepen.
17 Maar Hij vernietigt de mensen die slechte dingen doen.
Na hun dood worden ze door iedereen vergeten.
18 Als de mensen die leven zoals de Heer het wil
tot Hem om hulp roepen,
dan luistert de Heer.
Hij redt hen uit al hun moeilijkheden.
19 Hij is dicht bij mensen die wanhopig zijn.
Hij redt de mensen die alle hoop hebben opgegeven.
20 Iemand die leeft zoals Hij het wil,
maakt heel veel moeilijkheden mee.
Maar de Heer redt hem elke keer.
21 Hij beschermt hem.
Niemand kan hem iets doen.[a]
22 Maar mensen die zich niets van God aantrekken,
worden door het kwaad gedood.
Mensen die eerlijke mensen slecht behandelen,
zullen daarvoor worden gestraft.

Spreuken 21:14-16

14 Met een stil geschenk kun je boosheid sussen.
Met een geldbedrag kun je woede doen bedaren.

15 Rechtvaardige mensen zijn blij als er eerlijk wordt rechtgesproken.
Maar voor slechte mensen is het een ramp.

16 Als je niets met wijsheid te maken wil hebben,
zul je al snel tussen de doden liggen.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016