Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

The Daily Audio Bible

This reading plan is provided by Brian Hardin from Daily Audio Bible.
Duration: 731 days

Today's audio is from the NIV. Switch to the NIV to read along with the audio.

BasisBijbel (BB)
Version
Job 37-39

Het antwoord van Elihu (vervolg)

37 Als ik de donder hoor, klopt mijn hart in mijn keel.
Het bonst van angst.
Hoor het dreunen van de donder,
het geluid van Gods stem als Hij spreekt!
Hij laat de bliksemstralen langs de hemel flitsen.
Ze flitsen tot het eind van de aarde.
Zijn stem dreunt achter hen aan.
Hij dondert met machtige stem.
Het blijft bliksemen terwijl Hij dreunend spreekt.
Wonderlijk is het als Gods stem dondert.
Hij doet machtige dingen die wij niet begrijpen.
Hij laat het sneeuwen op aarde.
Hij laat de stortregen neerkletteren.
De mensen kunnen niet verder werken.
Ze begrijpen dat Hij die dingen doet.
De dieren zoeken een schuilplaats
en kruipen weg in hun holen.
De storm komt uit Gods voorraadkamer.
De wind brengt kou mee.
10 Door de adem van God bevriest het water.
Rivieren veranderen in ijs.
11 Ook maakt Hij de wolken zwaar van water.
Het zonlicht splijt de wolken weer uiteen.
12 De zon schijnt over de hele aarde
en doet wat Hij beveelt.
13 Soms straft Hij de aarde ermee,
soms is het een zegen.
Maar altijd is het volgens Gods bedoeling.

14 Luister hier alsjeblieft naar, Job.
Let op Gods wonderen.
15 Begrijp jij hoe God de bliksem stuurt?
Begrijp jij hoe Hij zijn licht over de aarde laat schijnen?
16 Begrijp jij hoe de wolken zijn opgehangen?
Begrijp jij iets van de wonderlijke dingen die de volmaakt wijze God doet?
17 Begrijp jij hoe je kleren en alles heet worden
als de hele aarde stil wordt van de hete zuidenwind?
18 Heb jij Hem geholpen om de hemel op te hangen,
de hemel die zo vast lijkt als een koperen spiegel?
19 Vertel jij ons maar wat we tegen Hem moeten zeggen.
Want wij hebben zeker niet genoeg verstand, dat we niets weten te zeggen.
20 Zou het Hem verteld worden als ik Hem iets wil zeggen?
Als iemand tot Hem spreekt, is dat vragen om gedood te worden!
21 Een mens kan niet naar de zon kijken als de hemel helder is
en de wind de wolken heeft weggeblazen.
22 In het noorden is dan een prachtige gouden glans te zien. Daar kunnen we nauwelijks naar kijken.
Gods hemelse macht en majesteit zijn nog veel stralender!
23 Wij kunnen de Almachtige God niet zien en niet begrijpen.
Hij is machtig en rechtvaardig.
24 Daarom hebben de mensen diep ontzag voor Hem.
Maar mensen die trots en eigenwijs zijn, ziet Hij niet eens.

God antwoordt Job vanuit het onweer

38 Toen antwoordde God Job vanuit een onweer. Hij zei:

Wie is het die, zonder er verstand van te hebben,
zijn mening over Mij geeft?
Ga als een man op je benen staan,
dan zal Ik je een paar vragen stellen.
Ik wil van jou daarop een antwoord krijgen.

Waar was jij, toen Ik de aarde maakte?
Vertel dat eens, als je zo wijs bent!
Wie heeft bepaald hoe groot de aarde moest worden?
Dat weet jij vast wel!
Wie heeft de aarde opgemeten?
Waar staat de aarde op?
Wie heeft de eerste steen van haar fundament gelegd?
Toen de aarde werd gemaakt,
juichten en jubelden de engelen.
Toen de zee ontstond,
wie heeft toen haar grenzen vastgesteld?
Ik liet wolken zweven boven de zee,
en Ik bedekte het water met duisternis.
10 Ik stelde de grenzen van de zee vast.
Ik sloot haar op achter deuren met grendels.
11 Ik zei: "Tot hier mag je komen – niet verder.
Tot hier mogen je golven slaan."

12 Heb jij ooit in je leven de ochtend geroepen?
Heb jij ooit het morgenlicht gewezen waar het komen moest?
13 Heb jij ooit het ochtendlicht aangewezen
waar het de rand van de aarde moest grijpen en eraan schudden,
zodat het donker van de nacht zou verdwijnen?
14 Het oppervlak van de aarde lijkt te veranderen
als klei waarin een stempel wordt gedrukt.
De wereld verandert in een veelkleurig kleed.
15 Maar de misdadigers krijgen geen licht.
Ze worden machteloos gemaakt.

16 Ben jij ooit bij de bronnen van de zee geweest?
Heb jij wel eens over de bodem van de oceaan gewandeld?
17 Weet jij soms waar de poorten van de dood zijn?
Heb jij die wel eens gezien?
18 Weet jij hoe groot de aarde is?
Zeg het Mij, als jij alles weet!
19 Waar is de weg naar de plaats waar het licht woont?
En waar woont de duisternis?
20 Kun jij daar komen,
om ze op te halen en weer terug te brengen?
Ken jij de weg naar hun huis?
21 Dat moet wel, want jij bent al zo lang geleden geboren!
Je hebt al zo lang geleefd!

22 Ben jij wel eens in de opslagplaats van de sneeuw geweest?
Of in de voorraadschuur van de hagel?
23 Die hagel heb Ik verzameld voor de dag dat Ik ga straffen.
Voor de dagen van oorlog en strijd.
24 Waar is de plaats waar het licht zich verdeelt?
Waar is de plaats vanwaar de oostenwind zich verspreidt over de aarde?
25 Wie heeft een geul gegraven voor de stortregen?
Wie heeft de weg vrijgemaakt voor de bliksem?
26 Wie heeft dat gedaan, om zo regen te geven
in de woestijn waar geen mens woont,
27 om de woestijn te doordrenken met water
zodat de planten weer uitlopen?

28 Heeft de regen een vader?
Wie is de moeder van de dauwdruppels?
29 Uit welke moeder is het ijs geboren?
Uit wie is de ijzel ontstaan?
30 Hoe wordt het water zo hard als steen?
Hoe komt het dat het wateroppervlak zich sluit?
31 Kun jij ervoor zorgen dat de sterren een andere weg volgen?
Kun jij ze losmaken uit hun baan?
32 Zet jij de sterrenbeelden op het juiste moment aan de hemel?
Bestuur jij de Grote Beer en de Kleine Beer?
33 Ken jij de natuurwetten van de hemel?
Bepaal jij hoe die over de aarde heersen?
34 Kun jij de wolken bevelen
dat het moet gaan regenen?
35 Kun jij de bliksemstralen roepen
zodat ze naar je toe komen en tegen je zeggen:
"Hier zijn we! Wat moeten we doen?"
36 Wie heeft aan de mensen wijsheid gegeven?
Wie heeft de mensen geleerd wat ze moeten doen?
37 Wie kan met zijn wijsheid het aantal wolken tellen?
Wie keert de kruiken met regenwater in de hemel om
38 wanneer in de hitte het stof hard is geworden
en de aarde in harde kluiten samenkleeft? (lees verder)

God antwoordt Job vanuit het onweer (vervolg)

39 Kun jij een prooi jagen voor een oude leeuw?
Kun jij de jonge leeuwen te eten geven?
Kun jij hun honger stillen als ze weggedoken liggen in hun holen,
of als ze in de struiken op de loer liggen?
Wie zorgt ervoor dat de raven te eten hebben?
Als hun jongen hongerig door het nest kruipen en om eten roepen,
wie zorgt er dan voor dat ze te eten krijgen?
Weet jij wanneer de jongen van de berggeiten geboren moeten worden?
Heb jij herten wel eens jongen zien krijgen?
Weet jij hoeveel maanden ze zwanger zijn?
Weet jij wanneer die tijd om is?
Weet jij wanneer ze hun jongen ter wereld brengen
en ze met moeite naar buiten persen?
De jongen worden sterk en groeien op in het veld.
Op een dag gaan ze weg en komen niet meer bij hun moeder terug.

Wie heeft de wilde ezel de vrijheid gegeven?
Wie heeft ervoor gezorgd dat hij in het wild kon leven?
Ik heb hem de woestijn als woonplaats aangewezen.
Ik liet hem wonen bij de zoutvlakten.
10 Hij heeft niets te maken met de drukte van de stad.
Hij wordt door niemand opgejaagd om sneller te lopen.
11 Hij graast op de bergen
en zoekt malse groene plantjes.

12 Zou een wilde buffel voor jou willen werken?
Zou hij 's nachts bij de voerbakken in je stal willen staan?
13 Kun jij hem dwingen het land voor je om te ploegen?
Zal hij achter je aanlopen om stenen voor je uit de grond te sleuren?
14 Kun je op hem vertrouwen omdat het zo'n sterk dier is?
Laat je hem voor je zwoegen?
15 Reken je er op dat hij je oogst wel voor je binnen zal halen?
Dat hij het naar de plaats zal brengen
waar de graankorrels uit de aren worden geklopt?

16 Heb jij de pauwen hun prachtige veren gegeven?
Of vleugels aan de ooievaars en struisvogels?
17 Een struisvogel legt haar eieren gewoon in de grond
en laat het aan het warme zand over om ze uit te broeden.
18 Ze vergeet dat iemand ze zou kunnen vertrappen
en dat de wilde dieren ze zouden kunnen opeten.
19 Ze behandelt haar jongen hard, alsof ze niet van haar zijn.
Het maakt haar niet uit als ze voor niets eieren heeft gelegd.
20 Want Ik heb haar geen wijsheid gegeven.
Ik heb haar nu eenmaal niet verstandig gemaakt.
21 Wanneer ze van de grond opstaat,
rent ze sneller dan paarden en ruiters en lacht hen uit.

22 Kun jij een paard sterk maken?
Heb jij de golvende manen op zijn nek laten groeien?
23 Kun jij ervoor zorgen dat het zo goed springt als een sprinkhaan?
Iedereen is bang als het trots briest!
24 Vrolijk woelt het met zijn hoeven de grond om.
Krachtig stort het zich in de strijd.
25 Een paard kent geen angst en is nergens bang voor.
Het vlucht niet voor het zwaard.
26 Boven hem rammelt de pijlkoker.
Boven hem flikkeren lans en speer.
27 Razendsnel galoppeert het over de bodem.
Het is niet te houden als de ramshoorn klinkt.
28 Het hinnikt, elke keer als er op de ramshoorn wordt geblazen.
Al van grote afstand ruikt het paard de strijd
en hoort het geroep van de aanvoerders en het krijgsgeschreeuw.

29 Is het aan jouw wijsheid te danken dat een sperwer vliegt?
Dat hij zijn vleugels uitslaat naar het zuiden?
30 Heb jij de arend bevel gegeven om op te stijgen
en zijn nest hoog op de rots te bouwen?
31 Hij woont en slaapt hoog op de rots,
op rotsen en bergtoppen.
32 Van daar speurt hij naar eten.
Zijn ogen turen in de verte.
33 Zijn jongen slurpen bloed.
Waar doden liggen, is de arend te vinden.

34 En de Heer zei tegen Job:

35 Wil jij die alles zo goed weet,
de Almachtige God beschuldigen?
Antwoord Mij!

Job antwoordt God

36 Toen antwoordde Job:

37 Ik ben helemaal niemand.
Hoe zou ik U kunnen antwoorden?
Ik leg mijn hand op mijn mond en zwijg.
38 Ik heb één keer gesproken,
en dat was al te veel.
Ik durf geen tweede keer te spreken.

2 Corinthiërs 4:13-5:10

13 Maar wij zijn net zo vol van geloof als de man die in de Boeken schreef: "Ik geloof, daarom heb ik ook gesproken." Wij geloven ook, en daarom spreken we ook. 14 Want we weten dat God de Heer Jezus uit de dood heeft teruggeroepen en weer levend heeft gemaakt. Daarom zal Hij ook óns samen met Hem uit de dood terugroepen en weer levend maken. Wij zullen samen met jullie voor zijn troon komen te staan. 15 Want wíj maken al deze moeilijkheden mee omdat dat goed is voor júllie. Zo zullen steeds meer mensen zien hoe goed God is. En zo zullen steeds meer mensen God prijzen.

16 Daarom geven we nooit op. Ons lichaam wordt wel steeds ouder en zwakker, maar onze geest wordt elke dag gesterkt. 17 De moeilijkheden van dit moment zijn niet erg en duren maar kort, als je ze vergelijkt met de heerlijke, eeuwige dingen die we daardoor nog zullen krijgen. Dat maakt alles goed. 18 Maar dan moeten we niet letten op de zichtbare dingen, maar op de onzichtbare dingen. Want de zichtbare dingen zijn tijdelijk, maar de onzichtbare dingen zijn eeuwig.

Verlangen om bij de Heer te wonen

Want we weten dat we maar tijdelijk in dit lichaam wonen. Net zoals je maar tijdelijk woont in een tent. Die aardse tent (= ons lichaam) zal op een dag worden afgebroken. Maar daarna geeft God ons in de hemel een eeuwig huis, dat niet door mensen is gemaakt (= ons hemelse lichaam). En we verlangen er heel erg naar om dat hemelse lichaam als een stel nieuwe kleren aan te trekken. Want we willen niet een geest zonder lichaam zijn. Zolang we nog in dit aardse lichaam wonen, hebben we veel te lijden. Toch verlangen we er niet naar zonder lichaam te leven. Maar we verlangen ernaar in een béter lichaam te wonen. We willen graag ons nieuwe hemelse lichaam aantrekken. Want dan wordt het sterfelijke (de tijdelijke tent, ons lichaam) vervangen door het leven (het eeuwige huis, ons hemelse lichaam). Dat is waar God ons voor heeft gemaakt. Daarvoor heeft Hij ons ook zijn Geest gegeven. Want de Geest is de voorproef en het bewijs van wat nog zal komen. Daarom zijn we altijd vol goede moed.

Zolang we in dit lichaam wonen, wonen we niet bij de Heer. We geloven in Hem, maar we zien Hem nog niet. We leven met Hem vanuit geloof, niet vanuit wat we zien. Maar we zijn vol goede moed. En we kijken ernaar uit om ons lichaam te verlaten en bij de Heer te gaan wonen. Daarom doen we altijd ons uiterste best, zodat Hij tevreden over ons zal zijn. Het maakt daarbij niet uit of we hier in dit lichaam wonen, of bij de Heer wonen. 10 Want op een dag zal Christus over ons allemaal rechtspreken. Hij zal precies weten hoe we zijn. Dan zal iedereen krijgen wat hij heeft verdiend met de goede of slechte dingen die hij tijdens zijn leven op aarde heeft gedaan.

Psalmen 44:9-26

We prijzen U de hele dag.
Voor altijd zijn wij blij met U.

10 Toch heeft U ons nu niet willen helpen.
We staan voor schut.
Want U heeft ons leger niet aangevoerd.
11 We hebben voor onze vijanden moeten vluchten.
Ze hebben ons geplunderd.
Ze namen mee wat ze maar wilden.
12 U heeft ons verhandeld als schapen die geslacht gaan worden.
U heeft ons verspreid onder andere volken.
13 U heeft ons verkocht voor een belachelijk lage prijs.
U bent er niet rijk van geworden.
14 U heeft ons voor schut gezet.
Onze buurlanden lachen ons uit.
15 Ze maken grappen over ons.
Ze schudden spottend hun hoofd.
16 De hele dag door kan ik aan niets anders denken.
Ik schaam me verschrikkelijk.
17 De hele dag beledigen ze mij.
Aldoor zijn ze uit op wraak.

18 Ook al is ons dit allemaal overkomen,
tóch zijn we U niet vergeten.
Tóch blijven we vasthouden aan uw verbond met ons.
19 We blijven op U vertrouwen.
We blijven de weg volgen die U ons heeft gewezen.
20 Waarom heeft U ons dan verlaten,
ons achtergelaten tussen de wilde dieren?
Waarom laat U ons in het donker ronddwalen?
21 Als we onze God vergeten zouden zijn,
en vreemde goden zouden hebben aanbeden,
22 dan zou U dat toch weten?
Want U weet alles van ons.
23 Maar omdat we op U vertrouwen,
is ons leven de hele dag in gevaar.
We worden behandeld als schapen die geslacht gaan worden.
24 Word wakker, Heer! Waarom slaapt U?
Sta op, Heer! Laat ons niet voor altijd in de steek!
25 Waarom blijft U op een afstand?
Ziet U onze ellende en moeilijkheden dan niet?
26 Hulpeloos liggen we in het stof.
Het is alsof we nooit meer zullen kunnen opstaan.

Spreuken 22:13

13 Iemand die lui is, zegt: "Er loopt buiten een leeuw op straat!
Ik blijf vandaag maar thuis, anders word ik nog gedood!"

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016