Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

The Daily Audio Bible

This reading plan is provided by Brian Hardin from Daily Audio Bible.
Duration: 731 days

Today's audio is from the NET. Switch to the NET to read along with the audio.

BasisBijbel (BB)
Version
Esther 4-7

Mordechai wil de Judeeërs redden

Mordechai hoorde ook wat er was gebeurd. Hij scheurde zijn kleren als teken van verdriet en deed as op zijn hoofd. Hij trok oude, gescheurde kleren aan en liep luid huilend door de stad. Zo kwam hij bij de poort van het paleis. Maar hij ging niet naar binnen. Want niemand mocht in rouwkleren het paleis binnen komen. In alle provincies van het koninkrijk waar de brief was voorgelezen, treurden de Judeeërs. Ze aten niet, ze huilden en jammerden luid, en velen sliepen op zakken met as als teken van groot verdriet.

De dienaressen en hofdienaren van koningin Ester vertelden haar wat Mordechai deed. Ze schrok hevig en stuurde hen met andere kleren naar hem toe. Maar hij wilde die niet aantrekken. Toen liet Ester Hatach komen. Hij was één van de hofdienaren die de koning aan haar had gegeven. Ze beval hem te gaan vragen waarom Mordechai rouwkleren had aangetrokken en wat zijn bedoeling was. Hatach ging naar Mordechai op het stadsplein dat voor de poort van het paleis ligt. Mordechai vertelde hem wat er was gebeurd. Hij noemde ook precies hoeveel zilver Haman had beloofd aan de schatkist van de koning te zullen geven, als hij het hele Judeese volk mocht vermoorden. Hij gaf Hatach een kopie mee van de brief die naar alle provincies van het koninkrijk was gestuurd en waarin stond dat het Judeese volk vernietigd zou worden. Hatach moest die brief aan Ester laten zien, zodat ze zou weten wat er aan de hand was. Ook moest hij haar vragen om naar de koning te gaan. Mordechai wilde dat ze bij de koning om genade zou gaan smeken voor haar volk. Hatach ging weer naar binnen en vertelde Ester wat Mordechai hem had gezegd.

10 Maar Ester stuurde Hatach naar Mordechai terug met de boodschap: 11 "Iedereen die ongevraagd bij de koning komt, wordt gedood. Iedereen in het hele koninkrijk weet dat! Alleen als de koning zijn gouden staf naar je uitsteekt als je ongevraagd bij hem komt, blijf je in leven. En ik ben al 30 dagen niet door de koning geroepen." 12 Toen Mordechai dit van Hatach hoorde, zei hij: 13 "Zeg tegen koningin Ester: Denk maar niet dat jij als enige van alle Judeeërs in leven zal blijven omdat je in het paleis van de koning woont. 14 Als jij blijft zwijgen, zal er voor de Judeeërs wel op een andere manier redding komen. Maar jij en je familie zullen sterven. En wie weet ben juist jíj koningin geworden omdat deze dingen zouden gaan gebeuren."

15 Ester liet Hatach het volgende antwoord aan Mordechai overbrengen: 16 "Verzamel alle Judeeërs die in de stad Susan wonen. Eet en drink drie dagen en nachten niet. Ook ik en mijn dienaressen zullen drie dagen en nachten niet eten en drinken. Daarna zal ik naar de koning gaan, ook al heeft hij dat verboden. Sterf ik, dan is het niet anders."

17 Mordechai vertrok en deed wat Ester hem had gevraagd.

Ester gaat naar de koning

Op de derde dag trok Ester haar mooiste kleren aan. Toen ging ze naar het binnenplein van het paleis. Daar bleef ze voor de ingang van de troonzaal staan. De koning zat op zijn troon tegenover de ingang van de zaal. Toen hij Ester daar zag staan, vond hij haar prachtig. Hij stak de gouden staf die hij in zijn hand had, naar haar uit. Ester kwam dichterbij en raakte de knop van de staf aan. Toen vroeg de koning haar: "Wat is er aan de hand, koningin Ester? Wat wil je me vragen? Wat het ook is, ik zal het je geven. Al is het de helft van mijn koninkrijk." Ester antwoordde: "Ik wil u uitnodigen om met Haman naar de feestmaaltijd te komen die ik voor u heb klaargemaakt." De koning zei: "Laat onmiddellijk Haman komen, zodat wij kunnen doen wat Ester heeft gevraagd."

Zo kwam de koning met Haman naar de feestmaaltijd die Ester had klaargemaakt. Toen ze na de maaltijd wijn zaten te drinken, vroeg de koning aan Ester: "Wat wil je me vragen? Vraag wat je wil, en ik zal het je geven. Al is het de helft van mijn koninkrijk." Toen antwoordde Ester: "Wat ik wil vragen is dit: zou u alstublieft morgen met Haman naar de feestmaaltijd willen komen die ik morgen voor u zal klaarmaken? Dan zal ik u morgen laten weten wat ik u wil vragen."

Haman wil Mordechai onmiddellijk doden

Die dag ging Haman blij naar huis. Maar toen hij in de poort Mordechai zag die niet voor hem opstond en zich niet voor hem boog, werd hij woedend. 10 Haman hield zich echter in en ging naar huis. Daar liet hij zijn vrienden en zijn vrouw Zeres bij zich komen. 11 Hij begon tegen hen op te scheppen hoe rijk hij was, hoe geweldig zijn zonen waren, wat een belangrijke baan hij van de koning gekregen had en hoe geweldig belangrijk hij was. 12 Verder zei Haman: "Bovendien heeft koningin Ester alleen mij uitgenodigd om samen met de koning naar haar feestmaaltijd te komen. En morgen ben ik wéér samen met de koning door haar uitgenodigd. 13 Maar ik kan er niet van genieten zolang ik die Judeeër Mordechai in de poort van het paleis zie zitten."

14 Zijn vrouw Zeres en zijn vrienden zeiden tegen hem: "Laat een galg van 50 el (25 m) hoog neerzetten. Vraag dan morgenochtend aan de koning om Mordechai daaraan te laten ophangen. Dan kun je daarna met de koning van de feestmaaltijd genieten." Haman vond dat een goed plan en liet een galg neerzetten.

Mordechai wordt geëerd

Die nacht kon de koning niet slapen. Daarom liet hij een dienaar roepen. Hij moest de koning voorlezen uit het boek waarin alle belangrijke gebeurtenissen werden opgeschreven. Zo las hij ook voor hoe Mordechai de koning had verteld dat Bigtana en Teres, de twee bewakers van de kamers van de koning, de koning hadden willen vermoorden. Toen vroeg de koning: "Wat heeft Mordechai daarvoor als beloning gekregen?" De dienaar antwoordde: "Hij heeft geen beloning gekregen." Toen vroeg de koning: "Is er iemand op het plein?" Haman liep net op dat moment over het buitenplein van het paleis. Hij wilde de koning komen zeggen dat hij Mordechai wilde ophangen aan de galg die hij daarvoor had neergezet. De dienaren van de koning zeiden tegen hem: "Haman loopt juist over het plein." Toen zei de koning: "Laat hem hier komen."

Haman kwam binnen. De koning vroeg hem: "Wat zal ik doen met iemand die ik wil belonen?" Haman dacht bij zichzelf: "Wie anders dan mij zou de koning willen belonen?" Daarom zei hij tegen de koning: "Dit kunt u doen voor de man die u wil belonen: Laat één van uw ministers uw koninklijke mantel brengen naar de man die u wil belonen. Hij moet hem ook uw eigen paard brengen, en uw kroon. Die minister moet de man de mantel omslaan en de kroon op het hoofd zetten. Daarna moet hij hem op het paard helpen. Laat de man zo over het plein van de stad rijden. En laat de minister voor hem uit lopen en roepen: 'Zó doet de koning met de man die hij wil belonen!' "

10 De koning zei tegen Haman: "Ga vlug die mantel en dat paard halen, zoals je gezegd hebt. Ga ermee naar Mordechai, de Judeeër die in de poort van het paleis zit. Doe met hem alles wat je hebt gezegd." 11 Toen haalde Haman de mantel en het paard. Hij sloeg Mordechai de mantel om en zette hem op het paard. Hij liet hem over het plein van de stad rijden en liep voor hem uit. En hij riep luid: "Zó doet de koning met de man die hij wil belonen!"

12 Daarna ging Mordechai terug naar de poort van het paleis. Maar Haman ging snel naar huis. Hij voelde zich zó ellendig, dat hij een doek om zijn hoofd had geslagen om zijn gezicht te verbergen. 13 Haman vertelde zijn vrouw Zeres en zijn vrienden wat er was gebeurd. Zijn raadgevers en zijn vrouw zeiden tegen hem: "Die Mordechai zal je ondergang worden. Als hij inderdaad een Judeeër is, zul je niets tegen hem kunnen beginnen. Door hem zal het slecht met je aflopen. Dit is pas het begin." 14 Terwijl ze nog spraken, kwamen dienaren van de koning Haman ophalen voor de feestmaaltijd die Ester had laten klaarmaken.

Ester vertelt Hamans plan aan de koning

De koning en Haman kwamen naar Esters feestmaaltijd. Toen ze na het eten wijn zaten te drinken, zei de koning ook deze tweede dag tegen Ester: "Wat wil je me vragen, koningin Ester? Vraag wat je wil, en ik zal het je geven. Al is het de helft van mijn koninkrijk." Toen antwoordde koningin Ester: "Ik smeek u, mijn heer de koning, om mij en mijn volk van de dood te redden. Want we zijn verkocht en we zullen worden vermoord. Mijn volk zal totaal vernietigd worden. Als we als slaven verkocht zouden worden, zou ik niets hebben gezegd. Maar ook dát zou een enorme schade voor de koning zijn geweest, een schade die met geen geldbedrag te vergoeden is." Toen zei koning Ahasveros: "Wie heeft zoiets durven bedenken? En waar is hij?" Ester antwoordde: "Die onderdrukker, die vijand, is Haman, die schurk daar." Haman schrok hevig. De koning liep woedend weg, de tuin van het paleis in. Maar Haman bleef bij de koningin staan om haar te smeken zijn leven te redden. Want hij begreep wel dat de koning vastbesloten was hem hiervoor te laten doden.

De koning kwam weer uit de paleistuin. Hij liep de zaal in waar ze wijn hadden zitten drinken. Daar zag hij dat Haman zich had laten neervallen op de bank waarop Ester zat. Toen riep de koning: "Durf je ook nog de koningin in mijn eigen paleis te bedreigen?" En op zijn bevel werd Haman door een paar dienaren geblinddoekt. Harbona, één van de dienaren, zei tegen de koning: "Haman heeft bij zijn huis een galg van 50 el (25 meter) hoog laten neerzetten voor Mordechai. En dat terwijl Mordechai het leven van de koning heeft gered!" Toen zei de koning: "Hang hem daar zelf aan op!" 10 En ze hingen Haman op aan de galg die hij voor Mordechai had bedoeld. Toen zakte de woede van de koning.

1 Corinthiërs 12:1-26

Gaven en taken die de Heilige Geest aan de gelovigen geeft

12 Ik wil dat jullie ook meer weten over de geestelijke gaven, broeders en zusters. Vroeger aanbaden jullie afgoden. Want dat hadden jullie zo geleerd. Jullie wisten niet beter. Dat waren goden die niet eens kunnen spreken. Daarom wil ik dat jullie weten, dat niemand door Gods Geest Jezus kan vervloeken. Ook kan iemand alleen door de Heilige Geest zeggen dat Jezus de Heer is.

God geeft in zijn liefdevolle goedheid verschillende soorten gaven aan ons. Maar ze komen allemaal van dezelfde Geest. En er zijn verschillende soorten taken. Maar ze komen van dezelfde Heer. En er zijn verschillende manieren waarop de Geest kan werken. Maar ze komen van dezelfde God, die al die dingen in de mensen doet. Maar iedereen krijgt deze dingen van de Heilige Geest om er de ándere mensen mee te dienen.

Aan de één geeft Hij de gave om met wijsheid te spreken. Aan iemand anders geeft diezelfde Geest de gave om dingen te weten. Aan weer iemand anders geeft diezelfde Geest de gave van bijzonder geloof. En aan wéér een ander geeft diezelfde Geest gaven om mensen te genezen. 10 De één krijgt de gave om wonderen te doen. Een ander de gave om te profeteren. De één krijgt de gave om de geesten te herkennen. Iemand anders de gave om verschillende talen van de Geest te spreken. Weer een ander krijgt de gave om die talen van de Geest uit te leggen. 11 Maar al deze gaven komen van één en dezelfde Geest. En Hij geeft aan iedereen wat Hij wil en op de manier die Hij wil.

Het Lichaam van Christus

12 Want een lichaam is één geheel, maar bestaat wel uit verschillende lichaamsdelen. Al die lichaamsdelen vormen samen één lichaam. Zo is het ook met Christus. 13 Want we zijn allemaal in één Geest ondergedompeld, zodat we samen één Lichaam werden. Het maakt niet uit of we Joden zijn of van een ander volk zijn. Het maakt ook niet uit of we slaven zijn of vrije mensen. We zijn allemaal vol van dezelfde Geest.

14 Een lichaam bestaat toch ook niet uit één lichaamsdeel, maar uit een groot aantal lichaamsdelen? 15 Als één van de voeten zou zeggen: "Omdat ik geen hand ben, hoor ik niet bij het lichaam," heeft hij dan gelijk? 16 En als een oor zou zeggen: "Omdat ik geen oog ben, hoor ik niet bij het lichaam," heeft het dan gelijk? 17 Want hoe kan een lichaam horen als het alleen uit ogen zou bestaan? En hoe kan het ruiken als het alleen uit oren zou bestaan? 18 Maar God heeft aan iedereen zijn eigen, speciale plaats in het Lichaam gegeven, daar waar Hij het wil. 19 Als we met z'n allen één lichaamsdeel zouden zijn, dan zou er toch geen Lichaam zijn? 20 Maar nu zijn er wel veel lichaamsdélen, maar is er maar één Lichaam.

21 Een oog kan niet tegen een hand zeggen: "Ik heb jou niet nodig." En het hoofd kan niet tegen de voeten zeggen: "Ik heb jullie niet nodig." 22 Nee, juist de delen van het lichaam die het meest kwetsbaar lijken, zijn het meest nodig. 23 En de delen van het lichaam die we niet graag laten zien, kleden we juist mooi aan. De lichaamsdelen die niet geschikt zijn om getoond te worden, houden we bedekt. 24 Maar de lichaamsdelen die we gewoon kunnen laten zien, hebben dat niet nodig. En God heeft het Lichaam zó gemaakt, dat Hij aan de delen die onbelangrijk lijken een belangrijke taak heeft gegeven. 25 Zo komt er geen verdeeldheid in het Lichaam en zorgen alle leden even goed voor elkaar. 26 Als één lid verdriet heeft, leven alle anderen met hem mee. Als één lid wordt geprezen, genieten alle anderen daarvan mee.

Psalmen 36

Psalm 36

Van David, de dienaar van de Heer. Voor de leider van het koor.

Mensen die zich niets van God aantrekken
doen allerlei slechte dingen.
Aan hun daden is te zien dat ze geen enkel ontzag voor God hebben.
En als ontdekt wordt wat ze allemaal voor kwaad doen,
zijn ze er nog trots op ook.
Maar de andere mensen haten het!
Want alles wat ze zeggen is leugens en bedrog.
Nooit doen ze iets wat verstandig of goed is.
's Nachts in bed bedenken ze hun misdadige plannen.
Hun leven is door en door slecht.
Ze zeggen nooit 'nee' tegen het kwaad.

Heer, zo hoog als de hemel is, zó groot is uw liefde.
Uw trouw komt tot aan de hoogste wolken.
Uw rechtvaardigheid is zo groot als de hoogste bergen.
Uw wijsheid is zo groot als de diepste oceaan.
U redt mensen en dieren, Heer.
God, wat bent U toch goed en liefdevol!
Daarom komen we schuilen onder uw vleugels.
U geeft ons een overvloed van goede dingen.
U lest onze dorst met uw liefde.
10 Want bij U is de bron van het leven.
Als we dicht bij U zijn, weten we hoe we moeten leven:
in uw licht zien wij het licht.

11 Wees voor altijd goed en vriendelijk
voor de mensen die U kennen.
Wees voor altijd rechtvaardig
voor de mensen die willen leven zoals U het wil.
12 Zorg ervoor dat de mensen die denken dat ze U niet nodig hebben,
mij geen kwaad kunnen doen.
Zorg ervoor dat ik niet voor hen hoef te vluchten.

13 Kijk, de schurken zijn gevallen, verslagen.
Nooit zullen ze meer opstaan.

Spreuken 21:21-22

21 Als je probeert om liefdevol en eerlijk te leven,
vind je leven, rechtvaardigheid en eer.

22 Een wijs mens kan een stad vol dappere helden veroveren.
Hij is sterker dan de muren waar zij op vertrouwden.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016