The Daily Audio Bible
Today's audio is from the EHV. Switch to the EHV to read along with the audio.
Job antwoordt Elifaz
16 Maar Job antwoordde:
2 Dat soort dingen heb ik al vaker gehoord.
Jullie zijn wel heel erg slecht in troosten.
3 Komt er dan geen einde aan jullie zinloze gepraat?
Wat bezielt jullie, dat jullie zulke dingen zeggen?
4 Zou ik soms zo tegen júllie praten als jullie in mijn schoenen stonden?
Zou ik allerlei mooie dingen tegen jullie zeggen
en medelijdend mijn hoofd schudden?
5 Nee, ik zou proberen jullie weer moed in te spreken.
Ik zou uit medelijden mijn best doen geen kwetsende dingen te zeggen.
6 Maar in mijn geval spreek ik wel, maar ik word niet getroost.
En als ik zwijg, wordt mijn pijn óók niet minder.
7 God heeft mij al mijn kracht afgenomen.
Eerst heeft Hij mijn hele gezin gedood.
8 Daarna heeft Hij mijzelf aangevallen:
mijn huid hangt in rimpels en plooien om mij heen.
Mijn ellende lijkt te bewijzen dat ik schuldig ben.
9 In zijn woede bestookt Hij mij en verscheurt Hij mij.
Hij knarst zijn tanden tegen mij van haat.
Mijn Vijand laat mij geen moment uit zijn ogen.
10 De mensen lachen me uit en slaan me in mijn gezicht.
Ze zijn als één man tégen mij.
11 God heeft me in de macht van schurken gegeven.
Hij geeft mij in handen van mensen die zich niets van Hem aantrekken.
12 Ik leefde in vrede, maar Hij verstoorde die ruw.
Hij greep mij bij de nek en smeet me tegen de grond.
Ik werd zijn doelwit.
13 Zijn pijlen raken me van alle kanten.
Zonder medelijden schiet Hij ze op mij af.
Mijn leven stroomt uit mij weg.
14 Zoals een sterke krijger een stad bestormt,
zo bestormt Hij mij en beukt op me in.
15 Ik heb rouwkleren aangetrokken.
Ik heb geen kracht meer over.
16 Mijn gezicht zit onder de vuile vegen van al het huilen.
Ik zie de duisternis van de dood al naderen.
17 Toch heb ik niets verkeerds gedaan.
Ik heb altijd met een zuiver geweten gebeden.
18 Aarde, wanneer ik sterf,
bedek dan niet mijn bloed, het bloed van een onschuldig mens.
Laat dat bloed zichtbaar blijven,
zodat het roept om een eerlijk oordeel over mij.
19 God in de hemel is mijn getuige.
Hij zal mij verdedigen.
20 Ook al lachen mijn vrienden mij uit,
toch zal ik onder tranen op Hem blijven vertrouwen.
21 Was er maar iemand die mij kon verdedigen bij God,
zoals een man zijn vriend verdedigt bij de rechter.
22 Want mijn leven loopt ten einde.
En dan zal ik de weg gaan waarlangs niemand meer terugkomt. (lees verder)
Job antwoordt Elifaz (vervolg)
17 Ik kan niet meer!
Mijn dagen zijn geteld.
Het graf wacht al op mij.
2 Ik word door iedereen belachelijk gemaakt.
Dat is het enige wat ik om me heen zie.
3 Wilt U voor mij opkomen?
Want wie anders zal dat doen?
4 Want Ú heeft de waarheid voor hen verborgen. Ú heeft ervoor gezorgd dat ze niet begrijpen dat ik onschuldig ben.
U zal hen toch niet ongestraft hun gang laten gaan?
5 Als iemand zijn vrienden verraadt om daar zelf beter van te worden,
zal het uiteindelijk met hem en zijn kinderen slecht aflopen.
6 De mensen gebruiken mij als een spreekwoord.
Over iemand die heel arm is, zeggen ze:
"Kijk eens, hij is zo arm als Job."
Ze spugen me in mijn gezicht.
7 Mijn ogen staan dof van verdriet.
Ik ben broodmager geworden.
8 Mensen die leven zoals U het wil, zijn erdoor geschokt.
Ze ergeren zich aan mensen die alleen maar doen alsof ze goed leven.
9 Ze houden vast aan hun goede manier van leven.
Met hen gaat het steeds beter.
10 Toch komen jullie telkens bij me terug met jullie wijsheden.
Nou, kom dan maar!
Veel verstandigs hoor ik niet van jullie.
11 Mijn leven is voorbij.
Van al mijn toekomstplannen komt niets meer terecht.
Ik kan al mijn plannen wel vergeten.
12 Jullie doen alsof het allemaal niet zo erg is.
Jullie zeggen dat het allemaal wel goed komt.
13 Maar ik verwacht dat het graf al snel mijn huis zal zijn.
In het eeuwige duister staat al een bed voor me klaar.
14 Het graf is me nu al zo vertrouwd als mijn vader.
De wormen zijn mij zo bekend als mijn moeder en zus.
15 Waar kan ik dan nog op hopen?
Wie kan me zeggen wat ik nu nog te verwachten heb?
16 Al mijn hoop gaat met me mee naar het dodenrijk.
Samen zullen we in het graf worden gelegd.
Het antwoord van Bildad
18 Toen zei Bildad tegen hem:
2 Hoelang denk je nog zo door te gaan?
Denk eerst maar eens helder na,
dan kunnen we eindelijk met je praten.
3 Waarom behandel je ons als dom vee?
Waarom doe je alsof we achterlijk zijn?
4 Je zit je verschrikkelijk op te winden.
Denk je daarmee ook maar iets te verbeteren?
Moet voor jou soms de wereld veranderen?
Moeten voor jou soms bergen opzij gaan?
5 Wat met jou gebeurt, is je eigen schuld.
Met een slecht mens loopt het nu eenmaal slecht af.
6 Het zal donker worden in zijn leven.
Zijn levenslicht wordt uitgedoofd.
7 Hij wordt onzeker over wat hij moet doen.
Wat hem goed leek om te doen, loopt verkeerd af.
8 Het is alsof zijn voeten vast komen te zitten in een vangnet.
Zonder dat hij het weet, loopt hij op een valkuil af.
9 Een klem klapt dicht rond zijn voet
en hij kan geen kant meer op.
10 Hij struikelt over het touw dat op de grond verborgen lag.
Hij ziet de valstrikken op zijn pad niet.
11 Aan alle kanten loert gevaar.
De angst jaagt hem op.
12 Hij zal geen enkele macht meer hebben.
De dood ligt op de loer.
13 Ziekte vreet zijn huid weg,
vreet aan zijn armen en benen.
14 Hij wordt weggejaagd uit zijn vredige leventje.
Regelrecht loopt hij in de armen van de koning van ellende: de dood.
15 Een vreemde komt in zijn huis wonen,
nadat het ontsmet is met zwavel vanwege alle ziekten.
16 Hij is als een stervende boom
waarvan onder de grond de wortels verdrogen
en boven de grond de takken verdorren.
17 Niemand weet later nog dat hij heeft bestaan.
Niemand op straat heeft het nog over hem.
18 Hij wordt de dood in gejaagd,
uit deze wereld weggevaagd.
19 Hij zal geen zoon en zelfs geen neef hebben
door wie zijn naam zal blijven bestaan.
Er zal niemand van zijn familie in zijn huis overblijven.
20 Jong en oud zullen geschokt zijn over wat er met hem is gebeurd.
Ze zullen huiveren als ze het horen.
21 Zo loopt het af met iemand die zich niets van God aantrekt.
Zo zal het gaan met iemand die geen ontzag voor Hem heeft.
Job antwoordt Bildad
19 Maar Job antwoordde:
2 Hoelang blijven jullie me nog zo kwetsen?
Hoelang zullen jullie me met jullie woorden blijven slaan?
3 Jullie hebben me al tien keer gezegd dat ik slecht ben.
Jullie hebben je niet geschaamd me zó te beledigen!
4 Stel dat ik inderdaad verkeerd gedaan heb,
dan zou ik dat toch moeten weten!
5 Als jullie het werkelijk beter weten dan ik,
laat mij dan zien wat ik verkeerd heb gedaan.
6 Kom, geef toch toe dat God me oneerlijk heeft behandeld,
dat Hij mij zonder reden in zijn net heeft gevangen.
7 Ik schreeuw het uit: "Help me!"
Maar ik krijg geen antwoord.
Ik roep om hulp, maar niemand komt voor mij op.
8 Ik ben te pletter gelopen
tegen de muur die Hij op mijn pad heeft neergezet.
Hij heeft het om mij heen helemaal donker gemaakt.
9 Hij heeft me helemaal vernederd.
Niemand heeft nog respect voor mij.
10 Hij laat niets van me over.
Het is afgelopen met me.
Ik heb geen enkele hoop meer.
11 Hij is woedend op me
en behandelt me alsof ik zijn vijand ben.
12 Zijn troepen komen als één man op mij af.
Ze banen zich een weg naar mij toe.
Ze gaan rond mijn huis op de loer liggen.
13 Hij heeft mijn broers bij mij weggejaagd.
Mijn kennissen komen niet meer.
14 Mijn familie blijft bij me weg.
Bekenden zijn me vergeten.
15 Mijn knechten en slavinnen behandelen me als een vreemde.
Ik ben voor hen een onbekende geworden.
16 Als ik mijn knecht roep, antwoordt hij niet.
Ik moet hem echt smeken om te komen.
17 Mijn vrouw vindt dat mijn adem stinkt.
Mijn eigen familieleden moet ik smeken om te komen.
18 Jonge kinderen hebben geen respect meer voor mij.
Als ik opsta om mijn mening te geven, spreken ze me tegen.
19 Mijn vrienden willen niet meer bij me komen.
De mensen van wie ik hield, zijn nu tegen me.
20 Ik ben zo mager dat je mijn botten kan tellen.
Ik heb geen tand meer in mijn mond.
Je ziet alleen nog tandvlees.
21 Heb alsjeblieft medelijden met me, vrienden!
Heb medelijden met me, want God heeft me geslagen.
22 Waarom doen jullie hetzelfde tegen me als God?
Krijgen jullie er dan nooit genoeg van om me te kwetsen?
23 Werd alles wat ik heb gezegd maar opgeschreven!
Werd er maar een boek van gemaakt!
24 Werden mijn woorden maar voor eeuwig opgeschreven,
met een ijzeren stift en gesmolten lood in steen.
25 Want ik weet dat mijn Redder leeft.
Uiteindelijk zal Hij mij uit het stof optillen,
zodat alles weer goed komt.
26 Ook al ben ik nu zo ziek geworden dat de wormen aan mij knagen,
toch zal ik uiteindelijk God zien, nog tijdens mijn leven.
27 Ik zal Hem zien en het zal weer goed met mij gaan.
Ikzelf zal Hem zien, niet iemand anders.
Ik kijk daar vol verlangen naar uit.
28 En als jullie zeggen:
"We zullen net zo lang zoeken tot we weten waaraan Job dit heeft verdiend,"
29 weet dan dat jullie zelf gedood zullen worden.
Want met jullie houding naar mij verdienen jullie de dood.
Dan zullen jullie moeten toegeven dat er nog rechtvaardigheid is.
Collecte voor de gelovigen
16 Nu iets over de collecte voor de gelovigen. Doe hetzelfde als wat ik tegen de gemeenten in Galatië gezegd heb: 2 leg steeds op de eerste dag van de week iets apart. Kijk zelf hoeveel je kan missen en bewaar dat goed. Dan is het niet nodig om nog gauw wat bij elkaar te zoeken, als ik kom. 3 Als ik dan bij jullie ben, kiezen jullie mensen uit die jullie geschenk naar Jeruzalem zullen brengen. Ik zal brieven aan hen meegeven. Daarin zal ik uitleggen wie zij zijn en wat de bedoeling is. 4 Maar als het nodig is dat ik zelf óók naar Jeruzalem ga, kunnen zij met mij meereizen.
5 Ik wil nu eerst Macedonië doorreizen. Ik ben van plan daarna naar jullie toe te komen. 6 Ik zal dan proberen om wat langer bij jullie te blijven. Misschien wel de hele winter. Dan kunnen jullie mij daarna op weg helpen wanneer ik verder reis. 7 Want ik wil jullie dit keer wat langer bezoeken, en niet alleen op doorreis. Tenminste, als de Heer dat goed vindt. 8 Maar tot Pinksteren ben ik nog in Efeze. 9 Want de Heer heeft mij daar grote mogelijkheden gegeven voor het vertellen van het goede nieuws. Hij heeft daar als het ware de deur wijd open gezet. Maar er zijn ook veel mensen die mij tegenwerken.
10 Als Timoteüs bij jullie komt, zorg er dan voor dat hij zich bij jullie welkom voelt. Want hij doet hetzelfde werk voor de Heer als ik. 11 Behandel hem niet alsof hij niet meetelt omdat hij nog jong is. Help hem in vrede verder, zodat hij naar mij toe kan komen. Want ik wacht met de broeders op hem.
12 Wat betreft Apollos: ik heb hem al een paar keer gevraagd met een aantal broeders naar jullie toe te gaan, maar het kwam hem nu niet uit. Maar hij zal komen zodra hij kan.
Slot
13 Let goed op jezelf. Sta stevig in het geloof. Wees volwassen en sterk! 14 Doe alles vol liefde voor elkaar.
15 Ik wil jullie nog iets vragen. Jullie weten dat het gezin van Stefanas het eerste gezin was dat in Achaje in Jezus ging geloven. Daarna zijn zij de andere gelovigen gaan dienen. 16 Ik wil graag dat jullie je door mensen als Stefanas laten leiden. Ook door de andere mensen die met hen voor de Heer werken. 17 Ik ben erg blij dat Stefanas, Fortunatus en Achaïkus zijn gekomen. Nu mis ik jullie niet meer zo erg. 18 Ze hebben me blij gemaakt en bemoedigd, net zoals ze bij jullie gedaan hebben. Laat je dus door zulke mensen leiden.
19 Jullie moeten de groeten hebben van de gemeenten in Asia (= Turkije). Jullie krijgen ook de hartelijke groeten in de Heer van Aquila en Priscilla en van de gemeenten die bij hen in huis samenkomen. Jullie krijgen de groeten van alle broeders en zusters. 20 Groet elkaar met een heilige kus.
21 Ook ik, Paulus, schrijf jullie zelf een groet.[a] 22 Als iemand niet van de Heer houdt, is hij vervloekt. Jezus komt! 23 Ik bid dat de Heer Jezus in alles goed voor jullie zal zijn. 24 Ik houd van jullie allemaal die bij Jezus Christus horen.
Psalm 40
1 Een lied van David. Voor de leider van het koor.
2 Ik bad vurig tot de Heer.
En Hij luisterde toen ik Hem om hulp riep.
3 Toen trok Hij me uit de put,
Hij haalde me uit het moeras van ellende.
Hij zette mijn voeten weer op stevige bodem.
Hij gaf me vaste grond onder de voeten.
4 En Hij gaf me een nieuw lied,
een lied om onze God te danken.
Iedereen die hoort wat God heeft gedaan,
zal ontzag voor Hem krijgen en op Hem gaan vertrouwen.
5 Het is heerlijk voor je als je op Hem vertrouwt,
en niet op mensen die denken dat ze God niet nodig hebben,
op mensen die geloven in leugens.
6 Mijn Heer God, wat heeft U toch veel wonderen gedaan.
Wat heeft U toch mooie plannen met ons.
Ik wil alles vertellen wat U heeft gedaan,
maar het is te veel om op te noemen.
7 Het gaat U er niet om dat we U allerlei offers brengen.
U wil eigenlijk geen dier-offers, meel-offers, brand-offers en vergevings-offers.
U heeft ons oren gegeven
en het gaat U er om dat we U gehoorzaam zijn.
8 Daarom zeg ik: "Hier ben ik.
In de Boeken staat al wat ik moet doen.
9 God, ik wil graag doen wat U van mij vraagt.
Uw wet staat in mijn hart geschreven."
10 Als we in een grote groep bij elkaar komen,
vertel ik iedereen hoe goed U bent.
U weet, Heer: ik kan mijn mond daarover niet houden!
Spreuken van Salomo (vervolg)
22 Als andere mensen je prijzen, is dat beter dan rijk zijn.
Als andere mensen je waarderen, is dat beter dan zilver en goud.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016